ECLI:NL:HR:2012:BW1958
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en heffingsrente in cassatie
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd over het jaar 2001. De Inspecteur heeft deze navorderingsaanslag en de daarbij behorende heffingsrente gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende. De Rechtbank te Haarlem heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd. Hierop heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft vernietigd en het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 april 2012 het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. De eerste drie middelen behoeven geen nadere motivering, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het vierde middel is verworpen omdat het gebaseerd is op feiten die niet eerder voor het Hof zijn aangevoerd, wat in cassatie niet kan worden onderzocht.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2012.