ECLI:NL:HR:2012:BW1726

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01155
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal derdenbeslag en de beschikking over niet-gecrediteerd geldbedrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Coöperatieve Groente- en Fruitveilingvereniging 'De Kerseboom' B.A. (hierna: de Veiling) en de Ontvanger van de Belastingdienst/Oost Brabant. De zaak betreft de vraag of de Veiling kon beschikken over een geldbedrag dat niet op haar bankrekening was gecrediteerd, maar op een 'verschillenrekening' was geboekt na een executoriaal derdenbeslag door de Ontvanger. De feiten van de zaak zijn als volgt: de Veiling had een rechtsverhouding met Agri, waarbij zij tuinbouwproducten op commissiebasis verkocht. Een bedrag van ƒ 2.136.000,-- werd door de Veiling overgemaakt naar een bankrekening van Agri in Polen, maar op verzoek van Agri teruggestort naar de Veiling. De Ontvanger legde executoriaal derdenbeslag op de Veiling ten laste van Agri, waarna de Veiling haar rekening blokkeerde. De Hoge Raad oordeelde dat de Veiling, ondanks de blokkering, over het bedrag kon beschikken, omdat zij de bank had opgedragen wat er met het ontvangen bedrag diende te gebeuren. De Hoge Raad verwierp het beroep van de Veiling en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger werden begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

15 juni 2012
Eerste Kamer
11/01155
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE COÖPERATIEVE GROENTE- EN FRUITVEILINGVERENIGING "DE KERSEBOOM" B.A.,
gevestigd te Mierlo,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/OOST BRABANT, (v/h de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Eindhoven),
kantoorhoudende te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. R.A.A. Duk, thans mr. P.A. Ruig.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Veiling en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 11492/HA ZA 96-2434 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 juni 1999 en 22 februari 2002;
b. het arrest in de zaak C0200491/HE van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 juni 2005;
c. het arrest in de zaak C05/272HR, LJN AZ0614, van de Hoge Raad der Nederlanden van 26 januari 2007;
d. de arresten in de zaak 104.004.273 van het gerechtshof te Arnhem van 7 oktober 2008 (tussenarrest) en 23 november 2010 (eindarrest).
Het tussenarrest en het eindarrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest en het eindarrest van het hof heeft de Veiling beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Veiling toegelicht door haar advocaat en mr. S. Houdijk, advocaat te Amsterdam.
Voor de Ontvanger is de zaak toegelicht door mr. M.J. Schenk en mr. S. Halink, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de Veiling heeft bij brief van 20 april 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in rov. 3.1 van het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2007, LJN AZ0614, NJ 2007/76:
(i) Tussen Agri en de Veiling bestond een rechtsverhouding op grond waarvan de Veiling op commissiebasis tuinbouwproducten van Agri verkocht en de opbrengst ervan aan Agri betaalde.
(ii) Op 19 juni, 26 juni en 4 juli 1996 heeft de Veiling een bedrag van in totaal ƒ 2.136.000,-- (€ 969.274,54) overgemaakt van haar bankrekening bij de Rabobank Mierlo naar een bankrekening van Agri in Polen. Agri heeft haar bank opdracht gegeven dit bedrag terug te storten op de bankrekening van de Veiling.
(iii) De Ontvanger heeft bij exploot van 11 juli 1996 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Veiling ten laste van Agri, uit hoofde van een dwangbevel tot betaling van ruim acht miljoen gulden.
(iv) Kort na deze beslaglegging heeft de Veiling haar onder (ii) vermelde rekening doen blokkeren. Als gevolg van deze blokkering is het onder (ii) bedoelde, in opdracht van Agri overgemaakte, bedrag niet bijgeschreven op de rekening van de Veiling doch geboekt op een "verschillenrekening" op naam van de Rabobank Mierlo.
(v) De directeur van deze bank heeft op 12 juli 1996 contact opgenomen met de directeur van de Veiling over de bestemming van het in opdracht van Agri overgemaakte bedrag. De directeur van de Veiling heeft toen te kennen gegeven dat het bedrag niet voor de Veiling was bestemd.
(vi) De Ontvanger heeft op 17 juli 1996 om 11.00 uur uit hoofde van het eerder genoemde dwangbevel opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Veiling ten laste van Agri. Op dezelfde dag om 11.30 uur heeft de directeur van de Rabobank Mierlo een interne opdracht gegeven tot overboeking van het voormelde bedrag van ƒ 2.136.000,-- minus ƒ 9,80 kosten naar de bankrekening van Agri bij de Rabobank Nuenen.
(vii) De Veiling heeft op 8 augustus 1996 een verklaring als bedoeld in art. 476a Rv. afgelegd, waarin zij opgaf op 11 juli 1996 en op 17 juli 1996 aan Agri een bedrag van ƒ 1.238.050,22 verschuldigd te zijn. In nadere verklaringen heeft zij dit bedrag gewijzigd in ƒ 1.566.469,28.
3.2 Het gaat in deze zaak om de beantwoording van de vraag of een van beide door de Ontvanger onder de Veiling gelegde executoriale derdenbeslagen het hiervoor in 3.1 onder (ii) genoemde bedrag heeft getroffen. Dienaangaande heeft het hof waarnaar de zaak is verwezen geoordeeld, dat de Veiling niet is geslaagd in het tegenbewijs tegen het in het tussenarrest voorshands bewezen geachte feit dat de Veiling vanaf het moment waarop het bedrag door de bank was ontvangen, althans was geboekt op de "verschillenrekening", tot aan het moment waarop door de Ontvanger het tweede beslag werd gelegd, over het bedrag kon beschikken, en dat het tweede beslag mitsdien doel heeft getroffen.
3.3.1 Onderdeel 1 is gericht tegen voormeld oordeel dat de Veiling kon beschikken over het door de bank van Agri ontvangen bedrag.
3.3.2 Onderdeel 1.1 bestrijdt als onjuist het oordeel in rov. 4.8 van het tussenarrest dat betaling door Agri aan de Veiling als verricht dient te worden beschouwd indien het van de toestemming van de Veiling afhankelijk was of het bedrag op haar bankrekening zou worden bijgeschreven dan wel op de hiervoor in 3.1 onder (iv) bedoelde "verschillenrekening" zou blijven staan in afwachting van een nadere instructie dan wel zou worden overgemaakt naar een derde. Het onderdeel voert daartoe aan dat de in opdracht van de Veiling door de bank tot stand gebrachte blokkering van haar rekening (zie hiervoor in 3.1 onder (iv)) meebracht dat zij niet over het voor haar bestemde bedrag kon beschikken, en dat zij, toen de bank na ontvangst van het bedrag contact met haar opnam, door toestemming voor creditering te weigeren niet (alsnog) over het bedrag heeft beschikt nu zij immers heeft geweigerd over het bedrag te kunnen gaan beschikken.
3.3.3 Het onderdeel faalt. Het hof heeft in rov. 4.8 met juistheid tot uitgangspunt genomen dat de beantwoording van de vraag of de Veiling, ondanks de blokkering, op enig moment de beschikking over het bedrag heeft verkregen, afhangt van hetgeen in verband met de blokkering en de boeking op de "verschillenrekening" tussen de Veiling en de bank gold. Het hof heeft uit de in rov. 4.9 van het tussenarrest vermelde feiten en omstandigheden, waaronder het contact dat de bank na ontvangst van het bedrag met de Veiling heeft opgenomen, afgeleid dat de Veiling aan de bank heeft opgedragen wat er met het ontvangen bedrag diende te gebeuren en dat dit erop duidt dat de Veiling zeggenschap over de bestemming en daarmee beschikking over het bedrag had. Voor zover het onderdeel ervan uitgaat dat het uitblijven van creditering verhindert dat de Veiling over het bedrag kon beschikken, miskent het dat creditering niet noodzakelijk is om over gelden te kunnen beschikken. Het gaat erom of de schuldeiser (hier: de Veiling) de macht over de gelden kan uitoefenen, hetgeen onder omstandigheden ook mogelijk is zonder dat de gelden op de bankrekening van de rekeninghouder zijn bijgeschreven (vgl. Parl. Gesch. Boek 6, blz. 463). Voor zover het onderdeel ervan uitgaat dat de omstandigheid dat de Veiling niet heeft toegestemd in creditering van haar bankrekening met de door Agri gedane betaling ertoe noopt aan te nemen dat de Veiling niet over het bedrag heeft beschikt, miskent het dat het hof in het onderhavige geval heeft geoordeeld dat de Veiling de zeggenschap over de bestemming van het bedrag had, in die zin dat het bedrag in opdracht van de Veiling door de bank op de "verschillenrekening" is geplaatst en na de tweede beslaglegging is overgeboekt naar de rekening van Agri in Nederland, en dat het weigeren van creditering dus onverlet laat dat de Veiling over dat bedrag heeft beschikt door daaraan een andere bestemming te geven. Met deze uitleg van hetgeen in de contractuele verhouding tussen de Veiling en de bank gold, heeft het hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
3.4 De overige klachten van onderdeel 1.1, alsmede de onderdelen 1.2, 1.3, 2.1 en 2.2 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Veiling in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser, M.A. Loth en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 15 juni 2012.