ECLI:NL:HR:2012:BW1441
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake oplegging maatregel op basis van artikel 36f Sr
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 juni 2010 een uitspraak heeft gedaan in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1981 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft beroep in cassatie ingesteld. De advocaat van de verdachte, mr. M.L. Plas, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, omdat het Hof verzuimd heeft artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de maatregel berust. Het Hof had in zijn uitspraak overwogen dat de maatregel van artikel 36f Sr werd opgelegd om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel van de verdachte niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, voor zover relevant voor de beoordeling van het middel, heeft voldaan aan de eisen van artikel 358, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De klacht dat het Hof heeft verzuimd artikel 36f Sr te vermelden mist feitelijke grondslag. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof, waarbij de maatregel is opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken op 10 april 2012.