ECLI:NL:HR:2012:BW1441

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03701
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake oplegging maatregel op basis van artikel 36f Sr

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 juni 2010 een uitspraak heeft gedaan in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1981 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft beroep in cassatie ingesteld. De advocaat van de verdachte, mr. M.L. Plas, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, omdat het Hof verzuimd heeft artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de maatregel berust. Het Hof had in zijn uitspraak overwogen dat de maatregel van artikel 36f Sr werd opgelegd om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel van de verdachte niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, voor zover relevant voor de beoordeling van het middel, heeft voldaan aan de eisen van artikel 358, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De klacht dat het Hof heeft verzuimd artikel 36f Sr te vermelden mist feitelijke grondslag. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof, waarbij de maatregel is opgelegd.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken op 10 april 2012.

Uitspraak

10 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/03701
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 11 juni 2010, nummer 21/004693-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het Hof heeft verzuimd art. 36f Sr te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de maatregel berust, tot het alsnog vermelden van art. 36f Sr als wettelijk voorschrift waarop de opgelegde maatregel is gegrond en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd art. 36f Sr te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust.
3.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak onder meer het volgende overwogen:
"Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze."
3.3. Aldus heeft het Hof - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - voldaan aan het in art. 358, vierde lid, Sv bepaalde, zodat het middel feitelijke grondslag mist.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 10 april 2012.