ECLI:NL:HR:2012:BW1361
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Stuiting van de verjaring van het recht tot strafvordering in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan over de stuiting van de verjaring van het recht tot strafvordering. De zaak betreft een verdachte die in de periode van 5 maart 2001 tot en met 2 juni 2001 in Nederland een auto heeft verduisterd die toebehoorde aan een ander. De verdachte is bij verstek veroordeeld op 15 januari 2003, maar het vonnis is pas op 17 juli 2007 aan hem betekend. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarna het Gerechtshof te Arnhem op 16 juli 2010 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaarde, omdat het recht tot strafvordering volgens hen door verjaring was vervallen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verjaring van het recht tot strafvordering is gestuit door het uitbrengen van de dagvaarding. De wijziging van artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht, die op 1 januari 2006 in werking trad, houdt in dat elke daad van vervolging de verjaring stuit, ongeacht of deze daad de vervolgde bekend of betekend is. Dit betekent dat de dagvaarding die op 17 december 2002 aan de griffier van de rechtbank was uitgereikt, een daad van vervolging was die de verjaring heeft gestuit, ook al werd deze dagvaarding later nietig verklaard.
De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof juist is en dat de rechtsklacht faalt. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie wordt verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof wordt bevestigd. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de verjaringstermijnen in strafzaken, vooral in het licht van de recente wetswijzigingen.