ECLI:NL:HR:2012:BW1344

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en eerdere veroordelingen in openbaar vervoer zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het gebruik van openbaar vervoer zonder geldig vervoerbewijs en had meerdere keren soortgelijke feiten gepleegd. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot vijfmaal hechtenis van telkens één week. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging niet voldoende was gemotiveerd, omdat het Hof had gesteld dat de verdachte 'reeds veelvuldig terzake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld', terwijl uit het uittreksel Justitiële Documentatie slechts één onherroepelijke veroordeling bleek. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, en concludeert dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering, vooral in gevallen waar eerdere veroordelingen worden ingeroepen ter onderbouwing van de straf.

Uitspraak

10 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/03289
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 juli 2010, nummer 20/000863-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op 14 oktober 2007 op het baanvak gelegen tussen de stopstations Eindhoven en Weert, gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de Naamloze Vennootschap Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs;
2. hij op 28 september 2007 op het baanvak gelegen tussen de stopstations Eindhoven en Weert, gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de Naamloze Vennootschap Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs;
3. hij op 27 september 2007 op het baanvak gelegen tussen de stopstations Eindhoven en Weert, gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de Naamloze Vennootschap Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs;
4. hij op 21 september 2007 op het baanvak gelegen tussen de stopstations Eindhoven en Weert, gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de Naamloze Vennootschap Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs;
5. hij op 18 september 2007 op het baanvak gelegen tussen de stopstations Helmond en Eindhoven, gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de Naamloze Vennootschap Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs."
3.2.2. Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot vijfmaal hechtenis van telkens één week. Het heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen kan naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds veelvuldig terzake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, hetgeen volgt uit het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 mei 2010."
3.3. De vaststelling van het Hof dat de verdachte "reeds veelvuldig terzake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld" is niet zonder meer begrijpelijk. Het door het Hof genoemde uittreksel Justitiële Documentatie houdt immers slechts één onherroepelijke veroordeling in ter zake van het niet-naleven van het bepaalde bij art. 70, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 10 april 2012.