ECLI:NL:HR:2012:BW1271

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05431
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis en de totstandkoming van een koop/aannemingsovereenkomst met arbitraal beding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vernietiging van een arbitraal vonnis. Eiser 1 en Eiseres 2, beiden wonende te [woonplaats], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vraag wie partij is bij een koop/aannemingsovereenkomst waarin een arbitraal beding is opgenomen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest verwezen naar de relevante artikelen van de wet, waaronder artikel 1065 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de gronden voor vernietiging van een arbitraal vonnis regelt. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Het arrest is openbaar uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, en de in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

4 mei 2012
Eerste Kamer
10/05431
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 403052/HA ZA 08-1989 van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2008 en 14 januari 2009;
b. het arrest in de zaak 200.034.841/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 juni 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding
is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 12 april 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president W.A.M. van Schendel op 4 mei 2012.