ECLI:NL:HR:2012:BW0936
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de deelnemingsvrijstelling op beëindigingsvergoeding in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting op een beëindigingsvergoeding die is ontvangen door X Holding B.V. voor het jaar 2004. De belanghebbende, X Holding B.V., kreeg een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, samen met een boete. Na bezwaar tegen deze aanslag en boete, handhaafde de Inspecteur zijn besluiten. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarop de belanghebbende cassatie instelde bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de beëindigingsvergoeding, die X Holding B.V. ontving na de beëindiging van een managementovereenkomst met D N.V., kan worden aangemerkt als een voordeel uit hoofde van een deelneming, waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. De belanghebbende had een fiscale eenheid gevormd met A B.V. en ontving een beëindigingsvergoeding van € 677.083, waarvan € 387.973 als voordeel uit hoofde van de deelneming werd aangemerkt. De Inspecteur weigerde echter de toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
Het Hof oordeelde dat de beëindigingsvergoeding niet (gedeeltelijk) kan worden aangemerkt als een door belanghebbende uit hoofde van zijn aandeelhouderschap genoten voordeel. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de beëindigingsvergoeding niet kan worden toegerekend aan het aandeelhouderschap van A B.V. in D N.V. en dat de overige middelen van de belanghebbende ook niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.