ECLI:NL:HR:2012:BW0647

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04897
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot horen van getuigen in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1971 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De verdediging had een verzoek ingediend om getuigen te horen, gebaseerd op de artikelen 328, 331 en 415 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit verzoek was gedaan onder de voorwaarde dat het Hof de verdachte niet zou vrijspreken van het tenlastegelegde. De Hoge Raad oordeelde dat de aan dit verzoek verbonden voorwaarde was vervuld, en dat er een uitdrukkelijke beslissing op het verzoek vereist was. Het Hof had echter verzuimd om een beslissing te geven op het verzoek van de verdediging, wat volgens de Hoge Raad tot nietigheid van de uitspraak leidde. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De Advocaat-Generaal Vellinga had eerder geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad bevestigde dat het verzuim van het Hof om op het verzoek te beslissen, de uitspraak ongeldig maakte.

Uitspraak

3 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04897
KM/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 oktober 2010, nummer 21/004995-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd een beslissing te geven op een (voorwaardelijk) verzoek van de verdediging tot het horen van opsporingsambtenaren als getuigen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 15 maart 2007 te Arnhem, een geldbedrag van 49.010 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. De pleitnota houdt onder meer het volgende in:
"Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat cliënt moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet zonder meer ervan mag worden uitgegaan dat op basis van de bepalingen van de Douanewet de doorzoeking heeft plaatsgevonden. De verdediging stelt zich op het standpunt dat, nu iedere verslaglegging door de betrokken opsporingsambtenaren ontbreekt althans onvoldoende is, de betrokken ambtenaren [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] als getuige dienen te worden gehoord opdat alsnog kan worden vastgesteld op basis van welke wettelijk veronderstelde bevoegdheid de doorzoeking in de auto is verricht."
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat subsidiair een verzoek is gedaan als bedoeld in art. 328 in verbinding met art. 331 en art. 415 Sv - welk verzoek moet worden verstaan te zijn gedaan onder de voorwaarde dat het Hof de verdachte niet zou vrijspreken van het tenlastegelegde - en dat de aan dit verzoek verbonden voorwaarde is vervuld, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist.
Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het bestreden arrest houdt een beslissing van het Hof in op het door de raadsman gedane verzoek. Dat verzuim heeft ingevolge art. 330 in verbinding met art. 415 Sv nietigheid tot gevolg.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 april 2012.