ECLI:NL:HR:2012:BW0638
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Afwijzing getuigenverzoek in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot geldbedrag afkomstig uit misdrijf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor het voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer 48.250 Zwitserse Francs, waarvan werd gesteld dat het afkomstig was uit een misdrijf. De raadsman van de verdachte had verzocht om twee getuigen te horen ter ondersteuning van zijn verweer dat het geld niet uit een misdrijf afkomstig was en dat de verdachte een redelijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld. Het Hof heeft dit verzoek echter afgewezen, maar de Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing niet voldoende begrijpelijk is gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad concludeert dat het middel van de raadsman slaagt, omdat de afwijzing van het getuigenverzoek niet zonder meer begrijpelijk was. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de afwijzing van getuigenverzoeken in strafzaken, vooral wanneer de verdediging een substantieel verweer voert.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept voor rechters om hun beslissingen goed te motiveren, vooral in situaties waarin de verdediging vraagt om aanvullend bewijs in de vorm van getuigenverklaringen. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waar de verdachte de kans krijgt om zijn verweer verder te onderbouwen met mogelijk nieuw bewijs.