ECLI:NL:HR:2012:BW0243

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02986
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake kinderalimentatie en draagkracht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie en de omvang van schulden en draagkracht. De zaak is gestart door de vrouw, die in cassatie ging tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. de Boorder, verzocht om cassatie van de beschikking van het hof, die op 20 april 2011 was gegeven. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool, heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, en stelt vast dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van het hof bevestigt en het beroep van de vrouw verwerpt.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de vaststelling van kinderalimentatie en de beoordeling van de draagkracht van de ouders.

Uitspraak

25 mei 2012
Eerste Kamer
11/02986
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak FA RK 10-577 van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 juli 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.073.426.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 april 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 mei 2012.