ECLI:NL:HR:2012:BV9868

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01140
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst woonruimte wegens door huurder veroorzaakte overlast

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst voor woonruimte. De eiser, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had cassatie ingesteld tegen de eerdere uitspraken van de kantonrechter te Breda en het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De kantonrechter had in drie vonnissen, gedateerd 16 juli 2008, 8 oktober 2008 en 4 maart 2009, geoordeeld over de overlast die door de huurder was veroorzaakt. Het gerechtshof had in zijn eindarrest van 31 augustus 2010 de eerdere beslissingen van de kantonrechter bevestigd. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de eiser heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Stichting op nihil zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

29 juni 2012
Eerste Kamer
11/01140
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
De stichting STICHTING WONEN WEST BRABANT,
gevestigd te Bergen op Zoom,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Stichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 475959 CV EXPL 08-1009 van de kantonrechter te Breda van 16 juli 2008, 8 oktober 2008 en 4 maart 2009;
b. de arresten in de zaak HD 200.028.317 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juli 2009 (tussenarrest) en 31 augustus 2010 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Stichting is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 23 maart 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 29 juni 2012.