ECLI:NL:HR:2012:BV9774

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05511
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toelating tot schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [verzoeker] tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het cassatieberoep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het verzoek van [verzoeker] om toelating tot de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante stukken uit de feitelijke instanties, waaronder het vonnis van de rechtbank van 20 september 2011 en het arrest van het hof van 6 december 2011. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof in stand blijven.

Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling en benadrukt het belang van de motivering van klachten in cassatieprocedures. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, wat de transparantie van het proces waarborgt.

Uitspraak

13 april 2012
Eerste Kamer
11/05511
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H. Oldenhof.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 399191/FT RK 11/1961 van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 september 2011;
b. het arrest in de zaak 200.094.540/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 december 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 april 2012.