ECLI:NL:HR:2012:BV9439

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurde dwangsommen door handelen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de gemeente Castricum. De zaak betreft de invordering van verbeurde dwangsommen die aan de gemeente waren opgelegd wegens het handelen in strijd met een opgelegde last tot staking van gebruik van een perceel dat in strijd was met het bestemmingsplan. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Alkmaar en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat de gemeente de dwangsommen had opgelegd en dat [eiser] hiertegen in verzet was gegaan. De Hoge Raad oordeelt dat het verzet tegen de invordering van de dwangsommen ongegrond is. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De kosten van het geding in cassatie worden voor rekening van [eiser] gesteld, begroot op nihil aan de zijde van de gemeente. De Hoge Raad concludeert dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

13 april 2012
Eerste Kamer
11/00136
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
de GEMEENTE CASTRICUM,
zetelende te Castricum,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 85514/HA ZA 06-81 van de rechtbank Alkmaar van 16 april 2008 en 3 december 2008;
b. het arrest in de zaak 200.036.998/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 28 september 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de gemeente is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 april 2012.