ECLI:NL:HR:2012:BV9432

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03042
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omgangsregeling en gevolgen van niet-meewerken aan deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader in een geschil over de omgangsregeling met zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, verzocht de Hoge Raad om de eindbeschikking van het gerechtshof te Amsterdam te vernietigen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech, verzocht het beroep te verwerpen. De zaak had zijn oorsprong in een beschikking van de rechtbank Haarlem van 5 februari 2008, gevolgd door verschillende beschikkingen van het gerechtshof te Amsterdam in 2010 en 2011. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.

De Hoge Raad beoordeelt de klachten die door de vader in zijn cassatieberoep zijn aangevoerd. De klachten zijn gericht tegen de beslissing van het hof, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vader. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter, raadsheer F.B. Bakels, op dezelfde datum als de uitspraak zelf, 27 april 2012. Deze beslissing heeft belangrijke implicaties voor de omgangsregeling en de verplichtingen van partijen in het kader van deskundigenonderzoek.

Uitspraak

27 april 2012
Eerste Kamer
11/03042
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 140477/2007-3755 van de rechtbank Haarlem van 5 februari 2008;
b. de beschikkingen in de zaak 200.007.858/01 respectievelijk 200.007.858/02 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2010 (tussen)beschikking en 5 april 2011 (eind)beschikking.
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2012.