ECLI:NL:HR:2012:BV9241
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet en de vraag naar persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2012 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1982, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 244,- voor een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De aanvrager stelde dat hij niet de persoon was die het strafbare feit had gepleegd, maar dat zijn neef zich voor hem had uitgegeven. Ter ondersteuning van deze stelling werden twee schriftelijke verklaringen overgelegd van de broer van de aanvrager, waarin werd gesteld dat deze broer het rijbewijs van de aanvrager zonder diens medeweten had meegenomen en dat de neef zich bij de aanhouding had gelegitimeerd met dat rijbewijs.
De Hoge Raad oordeelde dat de enkele schriftelijke verklaring van de broer van de aanvrager onvoldoende grond biedt voor de juistheid van de gestelde persoonsverwisseling. De vrijspraak van de aanvrager in een andere zaak, waarin het Hof had geoordeeld dat een persoonsverwisseling niet kon worden uitgesloten, was niet voldoende om de herziening te rechtvaardigen. De Hoge Raad benadrukte dat er geen bewijs was dat de broer en de neef van de aanvrager als getuige ter terechtzitting van het Hof waren verschenen, en dat de aangevoerde gronden niet konden worden aangemerkt als omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.