ECLI:NL:HR:2012:BV9215

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03024 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem met betrekking tot overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

Op 17 april 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 11/03024 H. De zaak betreft een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem, dat op 29 april 2011 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, wegens overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994. Tevens was hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 12 maanden.

De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelde dat hij eerder was veroordeeld voor hetzelfde feit door de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem op 4 februari 2011. Had de Politierechter van het vonnis waarvan herziening werd gevraagd deze eerdere veroordeling gekend, dan zou dit hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.

De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en dat de Officier van Justitie om doelmatigheidsredenen niet-ontvankelijk verklaard zou worden in de vervolging. De Hoge Raad oordeelde dat de gestelde omstandigheid inderdaad als een grond voor herziening kon worden aangemerkt. Daarom werd het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011 vernietigd en werd de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.

Deze beslissing werd genomen om redenen van doelmatigheid, waardoor een verwijzing achterwege kon blijven. Het arrest werd uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

17 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/03024 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011, nummer 96/158014-10, ingediend door mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. Voorts heeft de Politierechter de aanvrager de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 12 maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 4 februari 2011, nummer 15/255451-10, is veroordeeld ter zake van hetzelfde feit als ter zake waarvan de aanvrager bij het onder 1 genoemde vonnis is veroordeeld. Indien de Politierechter die het vonnis waarvan herziening wordt verzocht met die veroordeling bekend was geweest, zou dat hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren en dat de Hoge Raad de Officier van Justitie om doelmatigheidsredenen niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging in de zaak waarvan thans herziening wordt gevraagd.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011 zal worden vernietigd en de Officier van Justitie te dier zake alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging, zal om redenen van doelmatigheid deze verwijzing derhalve achterwege blijven en zal de Hoge Raad thans zelf de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
vernietigt het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de aanvrager ter zake van het feit met nummer 96/158014-10.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 april 2012.