ECLI:NL:HR:2012:BV9181

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04561
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake diefstal met braak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 oktober 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971, die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De verdachte is beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd op 28 september 2007 in Eemnes, waarbij een grote hoeveelheid kleding is weggenomen uit een bedrijfsruimte. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld op 17 april 2012, onder zaaknummer 10/04561.

De advocaat van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte zich toegang had verschaft tot de bedrijfsruimte door middel van braak, en dat de kleding toebehoorde aan [betrokkene 1]. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van de politie.

De verdediging heeft betoogd dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te linken aan de inbraak, en dat de video-opname niet onomstotelijk kon worden vastgesteld als bewijs voor de dag van de inbraak. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, omdat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was gemotiveerd, en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.

Uitspraak

17 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04561
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 11 oktober 2010, nummer 21/000924-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 28 september 2007 te Eemnes, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfsruimte gevestigd in een bedrijfspand gelegen aan de [a-straat 1] aldaar heeft weggenomen een grote hoeveelheid kleding toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak van een (toegangs)deur van voornoemde bedrijfsruimte."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als aangifte van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte van inbraak. De weggenomen goederen behoren mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming de goederen weg te nemen noch om dit te doen door middel van verbreking. Op vrijdag 28 september 2007 omstreeks 17:30 uur heb ik de voordeur van mijn bedrijf aan de [a-straat 1] te Eemnes afgesloten. De toegangsdeur was op dat moment onbeschadigd.
Op 28 september 2007 omstreeks 19:00 uur werd ik gebeld door mijn buurman, dat er was ingebroken in mijn bedrijf. Ik ben direct naar mijn bedrijf gereden. Nadat ik had gezien dat de toegangsdeur van mijn bedrijf was geforceerd ben ik in de ruimte gaan kijken. Ik zag dat er ongeveer 60 leren en 20 katoenen jassen waren weggenomen. Een van de daders heeft ergens op de dag van de diefstal een stuk papier gestopt in het slot, zodat werd voorkomen dat de dagschoot naar buiten kwam en de deur zou blokkeren. Van de dader zijn camerabeelden."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 29 september 2007 ingesteld onderzoek in/rond perceel [a-straat 1] te Eemnes in verband met diefstal af/uit bedrijf, waarvan aangifte werd gedaan door [betrokkene 1]. Een van de daders had aan de zuil bij de hoofdingang aangebeld waarna de deur werd geopend. Via de centrale hal was hij naar de achterdeur gegaan. De deur werd door hem van binnenuit geopend. De dagschoot werd middels een papier geblokkeerd waardoor de deur niet in het slot viel. Via een vaste trap was men naar de eerste verdieping gegaan. Hier had men een deur van het bedrijf met een schroevendraaier geforceerd."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Collega [verbalisant 3] verzocht mij videobeelden te bekijken van een bedrijfsinbraak bij bedrijfspand "[B]" te Eemnes. Hij liet mij beeldfragment 20070929-174130 zien van 29 september 2007. Aldaar is te zien dat een negroïde man voor de toegangsdeur staat. De man op deze beelden herken ik als zijnde [verdachte]. Ik herken hem aan zijn gezicht en gezichtsuitdrukking en postuur. Ik ken [verdachte] als overvaller en heb al vaker een proces-verbaal van herkenning opgemaakt in verband met bedrijfsinbraken."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 22 mei 2009 had ik verbalisant [verbalisant 4] telefonisch contact met de eigenaar van het pand gevestigd aan de [a-straat 1] te Eemnes, welke is genaamd [betrokkene 2]. Ik verklaarde [betrokkene 2] dat op 28 september 2007 aangifte is gedaan ter zake een inbraak in zijn bedrijfspand. Bij deze inbraak waren beelden gevoegd. Op enkele afdrukken van deze beelden staat de datum te lezen van zaterdag 29 september 2007. Op mijn vraag hoe dit zat verklaarde genoemde [betrokkene 2] het volgende:
"Ik moet u zeggen dat ik altijd zeer slordig ben met datums instellen op bewakingscamera's van mijn bedrijf. Ik let ook nooit op de datuminstelling van mijn camera's. Dus op genoemde datum van zaterdag 29 september 2007 moet niet gelet worden."."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat vrijspraak dient te volgen van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het rechtstreekse bewijs dat verdachte zou linken aan het strafbare feit ontbreekt, nu de kwaliteit van de foto in het dossier onvoldoende is om tot herkenning van verdachte te kunnen komen.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam is gebleken dat de video-opname betrekking heeft op de dag van de inbraak, namelijk op 28 september 2007. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op de aangifte van [betrokkene 1] en het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4].
Het verweer met betrekking tot de kwaliteit van de foto wordt naar het oordeel van het hof weersproken door de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 2], welke verbalisant heeft verklaard dat hij de verdachte al ongeveer 25 jaar kent en dat er bij hem geen enkele twijfel bestaat over het feit dat de gemaakte foto een foto van verdachte is."
2.3. Het middel klaagt onder meer dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich de toegang heeft verschaft tot de bedrijfsruimte waaruit de voorwerpen zijn weggenomen. De klacht is gegrond. De bewezenverklaring is in zoverre dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 17 april 2012.