ECLI:NL:HR:2012:BV9064
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Verduistering en heling van telecommunicatiecredits
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1982 en wonende te Rotterdam, was beschuldigd van verduistering en heling van zogenaamde 'credits', die gebruikt worden voor telecommunicatiediensten. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 augustus 2007 tot en met 22 oktober 2007 meermalen een hoeveelheid telefoontikken, oftewel credits, voorhanden had gehad, terwijl zij wist dat deze goederen door misdrijf waren verkregen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de term 'credit' in de economische betekenis moet worden opgevat, en dat deze credits als goederen kunnen worden aangemerkt die vatbaar zijn voor toe-eigening. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting door te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging had betoogd dat de credits niet als goed in de zin van het strafrecht konden worden aangemerkt, maar de Hoge Raad verwierp dit argument. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de verwerping van het cassatieberoep door de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd dat de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst konden leiden. De zaak benadrukt de juridische kwalificatie van digitale goederen in het strafrecht en de reikwijdte van verduistering en heling.