ECLI:NL:HR:2012:BV8321

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04274
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeloosstelling varkenspest en bindende toezeggingen namens de Staat

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil over schadeloosstelling in verband met de varkenspest. De eisers, bestaande uit meerdere natuurlijke en rechtspersonen, hebben de Staat der Nederlanden aangeklaagd voor schadevergoeding. De eisers stellen dat er bindende toezeggingen zijn gedaan door de Staat, die hen recht zouden geven op schadeloosstelling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch en een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten en omstandigheden zijn die de aanname van bindende toezeggingen namens de Staat rechtvaardigen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de eisers en oordeelt dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De eisers worden in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 8.461,34. Dit arrest is gewezen op 9 maart 2012 en openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

9 maart 2012
Eerste Kamer
10/04274
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiseres 2],
3. [Eiser 3],
4. [Eiseres 4],
5. [Eiser 5],
allen wonende te [woonplaats],
6. [Eiseres 6],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], in enkelvoud, en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 86398/HA ZA 02-1810 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 oktober 2004 en 14 september 2005;
b. het arrest in de zaak HD 200.031.675 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 mei 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 6.261,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 maart 2012.