ECLI:NL:HR:2012:BV8241

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04058
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Salduz-verweer en onherstelbaar vormverzuim in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof, waarin hij betoogde dat hij niet de gelegenheid had gekregen om voorafgaand aan zijn eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. Dit verweer is gebaseerd op de zogenaamde 'Salduz-jurisprudentie', die stelt dat het ontbreken van deze gelegenheid een onherstelbaar vormverzuim oplevert volgens artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad bevestigde dat het Hof onjuist had geoordeeld door te stellen dat er geen sprake was van een vormverzuim. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat dit niet tot cassatie hoefde te leiden, omdat het Hof de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie, niet tot het bewijs had gebezigd. Dit betekent dat de verdachte geen belang had bij zijn klacht over het verzuim, aangezien zijn verhoor niet had geleid tot bewijs dat tegen hem werd gebruikt.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor en de gevolgen van het niet bieden van deze mogelijkheid. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van de verdachte, waarbij de argumenten van de verdediging niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen.

Uitspraak

10 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04058
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Hertogenbosch, van 17 juni 2010, nummer 20/004209-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte althans onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv.
2.2. Het Hof heeft een namens de verdachte gevoerd verweer als volgt samengevat en daaromtrent als volgt beslist:
"Op te leggen straf
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat hij door de politie is gehoord zonder dat hem voorafgaand aan dat verhoor de gelegenheid is geboden een advocaat te raadplegen, hetgeen volgens de zogeheten "Salduz-jurisprudentie" een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering oplevert.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte en zijn mededaders zijn op 16 april 2009 om 15.40 uur aangehouden bij ontdekking op heterdaad. Relevant is dat bij aanvang van het aan de inverzekeringstelling voorafgaande verhoor om 16.21 uur de hulpofficier van justitie verdachte heeft medegedeeld dat hij zich bij het verhoor kan laten bijstaan door een advocaat en is hem de cautie gegeven. Nadat hij vervolgens in kennis is gesteld van het ten laste gelegde feit heeft verdachte een korte bekennende verklaring afgelegd en is een bevel tot inverzekeringstelling tegen verdachte uitgevaardigd. Zijn raadsman is hiervan onverwijld op de hoogte gesteld. In de door de verdachte daarna afgelegde verklaringen bij de politie, de rechter-commissaris (in aanwezigheid van de raadsman), ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep (eveneens steeds in aanwezigheid van zijn raadsman) heeft de verdachte gepersisteerd bij zijn aanvankelijk ingenomen proceshouding, te weten: die van een bekennende verdachte. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij komt dat de bewezenverklaring niet (mede) is gebaseerd op de bij de politie afgelegde verklaringen van de verdachte.
Het beroep op strafvermindering wordt mitsdien verworpen."
2.3. Uit het voorgaande volgt dat de verdachte niet de gelegenheid is geboden voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is reeds op die enkele grond - afgezien van hier niet terzake doende uitzonderingen - sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv (vgl. HR 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009/349). Het andersluidende oordeel van het Hof is dan ook onjuist. Dat behoeft echter niet tot cassatie te leiden. Naar ook uit die rechtspraak volgt heeft de verdachte geen belang bij zijn klacht over dat verzuim aangezien het Hof de verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie niet tot het bewijs heeft gebezigd.
2.4. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 10 april 2012.