ECLI:NL:HR:2012:BV8241
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Salduz-verweer en onherstelbaar vormverzuim in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof, waarin hij betoogde dat hij niet de gelegenheid had gekregen om voorafgaand aan zijn eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. Dit verweer is gebaseerd op de zogenaamde 'Salduz-jurisprudentie', die stelt dat het ontbreken van deze gelegenheid een onherstelbaar vormverzuim oplevert volgens artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad bevestigde dat het Hof onjuist had geoordeeld door te stellen dat er geen sprake was van een vormverzuim. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat dit niet tot cassatie hoefde te leiden, omdat het Hof de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie, niet tot het bewijs had gebezigd. Dit betekent dat de verdachte geen belang had bij zijn klacht over het verzuim, aangezien zijn verhoor niet had geleid tot bewijs dat tegen hem werd gebruikt.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor en de gevolgen van het niet bieden van deze mogelijkheid. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van de verdachte, waarbij de argumenten van de verdediging niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen.