ECLI:NL:HR:2012:BV8217

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04862
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigening en schadeloosstelling in het kader van de Onteigeningswet

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door vier eisers, wonende in België, tegen de Gemeente Lansingerland. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat hen in het ongelijk heeft gesteld in een geschil over onteigening en de vaststelling van de verschuldigde schadeloosstelling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor deze zaak, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2006. De eisers betogen dat de waardebepaling van de onteigende onroerende zaken niet correct is uitgevoerd, in strijd met artikel 40b lid 2 van de Onteigeningswet. De Gemeente Lansingerland heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Advocaat-Generaal heeft eveneens geadviseerd om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 771,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 13 april 2012 en is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

13 april 2012
Eerste Kamer
10/04862
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats], België,
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats], België,
3. [Eiseres 3],
wonende te [woonplaats], België,
4. [Eiseres 4],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
DE GEMEENTE LANSINGERLAND,
zetelende te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaken 182091/HA ZA 02-1853 en 182083/HA ZA 02-1851 van de rechtbank Rotterdam van 5 december 2002 en 5 januari 2005;
b. het arrest in de zaak C05/083HR (1431), LJN AV9438, van de Hoge Raad der Nederlanden van 30 juni 2006;
c. de arresten in de zaak 105.005.929/01 (rolnummer oud 07/64) van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 september 2008 (tussenarrest) en 7 september 2010 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 771,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 april 2012.