ECLI:NL:HR:2012:BV7508

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de betekening van de aanzegging. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte zelf, maar er waren geen middelen van cassatie ingediend door een raadsman binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor ontvankelijkheid in het beroep. De Hoge Raad heeft derhalve geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep.

Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen in het strafrechtelijke proces.

Uitspraak

3 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/03111
VSI/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Hertogenbosch, van 23 december 2010, nummer 20/001479-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 7], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 april 2012.