ECLI:NL:HR:2012:BV7506
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Oordeel over schadevergoedingsmaatregel en draagkracht in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel op basis van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1967, was ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het Hof had eerder geoordeeld dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat zou zijn de schadevergoeding aan de benadeelde partijen te voldoen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de draagkracht van de verdachte geen rol speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag, maar dat het gebrek aan draagkracht onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot het niet opleggen van de maatregel.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en concludeerde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld. De verwerping van het verweer van de verdachte, dat hij niet in staat zou zijn de schadevergoeding te betalen, werd als niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand blijft. De zaak betreft een complexe financiële situatie waarin de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan verboden gedragingen, wat leidde tot schade voor de benadeelde partijen. De Hoge Raad benadrukte dat de verdachte geen duidelijkheid had gegeven over zijn financiële positie, wat bijdroeg aan de beslissing om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.