ECLI:NL:HR:2012:BV7497
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van overtreding van een huisverbod en de noodzaak van vermelding van wettelijke grondslag in de tenlastelegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van een huisverbod dat hem was opgelegd door de burgemeester. Het huisverbod was van kracht van 14 april 2009 tot en met 24 april 2009, en de verdachte had op 22 april 2009 dit verbod overtreden door de woning te betreden. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth), dat de strafbaarheid van overtreding van een huisverbod regelt.
Het Hof had het bewezenverklaarde gekwalificeerd als 'als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 lid 1 van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod'. De verdachte stelde dat in de tenlastelegging niet het wettelijk voorschrift was opgenomen waarop het huisverbod was gebaseerd, en dat het ontbreken van het bestanddeel 'uithuisgeplaatste' in de tenlastelegging de strafbaarheid in de weg stond. Het Hof verwierp deze verweren en oordeelde dat het niet noodzakelijk was om het woord 'uithuisgeplaatste' expliciet te vermelden, aangezien de tenlastelegging duidelijk maakte dat de verdachte een huisverbod was opgelegd.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het niet vermelden van de wettelijke grondslag in de tenlastelegging geen belemmering vormde voor de kwalificatie van het bewezenverklaarde. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarmee de strafbaarheid van de verdachte werd gehandhaafd. Dit arrest benadrukt de noodzaak van duidelijke en correcte tenlasteleggingen, maar ook de ruimte die rechters hebben in de interpretatie van de wet en de feiten van de zaak.