ECLI:NL:HR:2012:BV7339

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00423
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en betalingsverplichting huurder met betrekking tot rechtsstrijd en motiveringsgebrek

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Pluvezo B.V. en een huurder, aangeduid als [verweerder], over de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit een huurovereenkomst voor een bedrijfsloods. De huurovereenkomst, die oorspronkelijk op 1 november 1999 inging, werd telkens voor een jaar verlengd, tenzij deze tijdig werd opgezegd. [Verweerder] heeft de overeenkomst op 10 juni 2003 opgezegd, maar deze opzegging werd niet door Pluvezo geaccepteerd. In oktober 2003 werd er een bespreking gehouden over de overname van de huurovereenkomst door een derde partij, waarbij Pluvezo als voorwaarde stelde dat [verweerder] alle achterstallige huurtermijnen tot en met september 2003 diende te voldoen.

De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld, waarbij het hof eerder had geoordeeld dat [verweerder] aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof buiten de rechtsstrijd was getreden door te concluderen dat [verweerder] aan zijn verplichtingen had voldaan, terwijl de deskundige had vastgesteld dat er een bedrag van € 14.118,85 minder was betaald dan overeengekomen. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom bepaalde betalingen als achterstallige huur konden worden aangemerkt.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Pluvezo waren begroot op € 1.926,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Uitspraak

20 april 2012
Eerste Kamer
11/00423
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PLUVEZO B.V.,
gevestigd te Meerlo, gemeente Horst aan de Maas,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke,
t e g e n
[Verweerder], handelende onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Pluvezo en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 156541\CV EXPL 05-3553 van de kantonrechter te Roermond van 14 juni 2006 en 20 december 2006;
b. de arresten in de zaak HD 103.004.882 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 juni 2009 (tussenarrest) en 12 oktober 2010 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft Pluvezo beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Pluvezo mede door mr. R.L. de Graaff, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing.
De advocaat van [verweerder] heeft bij brief van 9 maart 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] heeft met ingang van 1 november 1999 van Pluvezo een in de gemeente Meerlo-Wanssum staande bedrijfsloods gehuurd voor de duur van een jaar.
(ii) In de huurovereenkomst was bepaald dat deze telkens werd verlengd voor de duur van een jaar, lopende van 1 oktober tot en met 30 september, behoudens na opzegging bij aangetekende brief met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden.
(iii) [Verweerder] heeft bij niet-aangetekende brief, gedateerd 10 juni 2003, de huurovereenkomst opgezegd per 1 juni 2003. Deze opzegging is niet door Pluvezo geaccepteerd.
(iv) Op 27 oktober 2003 hebben [verweerder], Pluvezo en een derde een bespreking gehouden, waarvan een gespreksverslag is opgemaakt. Hierbij is onder meer de overname van de positie van huurder door deze derde met ingang van 1 oktober 2003 besproken. Aan haar instemming daarmee is door Pluvezo onder meer de voorwaarde verbonden dat [verweerder] alle achterstallige huurtermijnen tot en met september 2003 diende te voldoen.
(v) De gemeente Meerlo-Wanssum heeft Pluvezo bij brief van 31 maart 2004 aangemaand tot verwijdering van in strijd met de aan Pluvezo verleende vergunning in en rondom de bedrijfsloods aanwezige houtresten.
3.2 In dit geding heeft Pluvezo van [verweerder] betaling gevorderd van achterstallige huurpenningen en van schadevergoeding, dat laatste onder meer wegens de verwijdering van de hiervoor in 3.1 onder (v) bedoelde houtresten. [Verweerder] heeft zich verweerd met onder meer de stelling dat de huurovereenkomst in verband met de op 27 oktober 2003 gemaakte afspraken is geëindigd per 1 oktober 2003. Bij de beoordeling van dit verweer speelt een rol of is voldaan aan de voorwaarde dat [verweerder] alle achterstallige huurtermijnen tot en met september 2003 diende te voldoen. Het hof heeft ter beantwoording van deze vraag een deskundigenonderzoek noodzakelijk geacht. Aan de hand van het rapport van de deskundige heeft het hof geoordeeld dat [verweerder] had voldaan aan zijn op grond van het gespreksverslag van 27 oktober 2003 bestaande betalingsverplichting.
3.3 Het middel klaagt in de eerste plaats dat het hof met dit oordeel buiten de rechtsstrijd is getreden, nu de deskundige heeft geconcludeerd dat [verweerder] € 14.118,85 minder had betaald dan op 27 oktober 2003 was overeengekomen en zowel Pluvezo als [verweerder] in hun reactie op het concept-rapport en hun memorie na deskundigenbericht deze conclusie heeft onderschreven. Deze klacht slaagt, nu de stukken van het geding geen andere gevolgtrekking toelaten dan dat de deskundige inderdaad aldus heeft geconcludeerd en dat beide partijen deze bevinding van de deskundige hebben onderschreven.
3.4 In de tweede plaats klaagt het middel dat het hof zijn oordeel onbegrijpelijk of onvoldoende heeft gemotiveerd. Het bedrag van € 98.674,-- dat het hof mede als betaling van achterstallige huur in aanmerking heeft genomen, omvat volgens het middel onder meer de betalingen van 25 november 2002 en 29 januari 2003 ten belope van € 10.663,18 en € 7.235,59, die op 27 oktober 2003 niet konden worden aangemerkt als betaling van achterstallige huur. Ook deze klacht slaagt. Het in productie 4 bij het deskundigenbericht berekende bedrag van € 98.674,98, waarop rov. 8.2 van het arrest van het hof kennelijk doelt als het vóór 31 december 2003 betaalde bedrag, is samengesteld uit betalingen van € 10.663,18 op 25 november 2002, € 7.235,59 op 29 januari 2003, € 12.749,22 op 26 november 2003 en € 68.026,99 op "13 januari 2004, materieel 2003". Zonder toelichting, die ontbreekt, is niet begrijpelijk op welke grond het hof de twee vóór 27 oktober 2003 gedane betalingen waarop het middel doelt heeft aangemerkt als betalingen van huurtermijnen die op die datum achterstallig waren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 oktober 2010;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Pluvezo begroot op € 1.926,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 20 april 2012.