ECLI:NL:HR:2012:BV6993
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van dagvaarding in hoger beroep wegens ongeldige betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de nietigheid van een dagvaarding in hoger beroep, die niet rechtsgeldig was betekend aan de verdachte. De verdachte, geboren in 1982 en wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een verstekarrest van het Hof, dat op 17 mei 2010 was gewezen. De advocaten van de verdachte, mr. H.G. Kuipers en mr. A.C. Huisman, stelden middelen van cassatie voor, waarbij de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de dagvaarding.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 16 februari 2010 aan de echtgenote van de verdachte was betekend, en dat op 24 februari 2010 een poging tot betekening op een ander adres had plaatsgevonden, maar deze was niet succesvol. De Hoge Raad oordeelde dat de betekening niet had plaatsgevonden op het adres waar de verdachte op dat moment als ingezetene was ingeschreven, en dat de betekening aan een ander niet rechtsgeldig was. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard moest worden.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig, op grond van doelmatigheidsredenen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht, en bevestigt dat een dagvaarding alleen rechtsgeldig kan worden betekend aan het GBA-adres van de verdachte. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van zorgvuldige naleving van de regels omtrent betekening in strafzaken.