ECLI:NL:HR:2012:BV6993

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02377
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding in hoger beroep wegens ongeldige betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de nietigheid van een dagvaarding in hoger beroep, die niet rechtsgeldig was betekend aan de verdachte. De verdachte, geboren in 1982 en wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een verstekarrest van het Hof, dat op 17 mei 2010 was gewezen. De advocaten van de verdachte, mr. H.G. Kuipers en mr. A.C. Huisman, stelden middelen van cassatie voor, waarbij de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de dagvaarding.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 16 februari 2010 aan de echtgenote van de verdachte was betekend, en dat op 24 februari 2010 een poging tot betekening op een ander adres had plaatsgevonden, maar deze was niet succesvol. De Hoge Raad oordeelde dat de betekening niet had plaatsgevonden op het adres waar de verdachte op dat moment als ingezetene was ingeschreven, en dat de betekening aan een ander niet rechtsgeldig was. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard moest worden.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig, op grond van doelmatigheidsredenen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht, en bevestigt dat een dagvaarding alleen rechtsgeldig kan worden betekend aan het GBA-adres van de verdachte. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van zorgvuldige naleving van de regels omtrent betekening in strafzaken.

Uitspraak

3 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/02377
LBS/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 mei 2010, nummer 21/003765-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. H.G. Kuipers en mr. A.C. Huisman, beiden advocaat te Deventer, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel komt op tegen het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren onder meer:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep - die inhoudt dat die dagvaarding op 16 februari 2010 op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] is uitgereikt aan [betrokkene 1], de echtgenote van de verdachte;
(ii) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep - die inhoudt dat die dagvaarding op 24 februari 2010 is aangeboden op het adres [b-straat 1] te [woonplaats], maar dat deze niet is uitgereikt omdat op dat adres niemand werd aangetroffen en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kan worden afgehaald op het in dat bericht genoemde (post)kantoor of politiebureau; deze akte houdt voorts in dat de dagvaarding op 26 februari 2010 met de akte is teruggezonden aan de afzender en op 3 maart 2010 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te Arnhem, alsmede dat de dagvaarding op laatstgenoemde datum per gewone brief is verzonden naar het adres [b-straat 1] te [woonplaats];
(iii) een GBA-overzicht van 13 april 2010 en een GBA-overzicht van 29 april 2010 die inhouden dat de verdachte van 26 januari 2010 tot 23 februari 2010 in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente [woonplaats] stond ingeschreven op het adres "[b-straat 1] te [woonplaats]" en van 23 februari 2010 tot 13 april 2010 respectievelijk 29 april 2010 stond ingeschreven op het adres "[a-straat 1] te [woonplaats]";
(iv) het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 3 mei 2010 dat inhoudt dat de verdachte niet is verschenen, dat de aanwezige raadsvrouwe verklaart niet uitdrukkelijk door de verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren, en dat het Hof verstek verleent tegen de niet verschenen verdachte.
2.3.1. Uit de hiervoor in 2.2. weergegeven stukken volgt dat de onder (i) vermelde betekening van de dagvaarding in hoger beroep:
A. niet heeft plaatsgevonden aan het adres waar de verdachte op het moment van aanbieding van de dagvaarding in hoger beroep als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en
B. heeft plaatsgevonden aan een ander adres dan waar de verdachte is ingeschreven, terwijl die betekening heeft plaatsgevonden niet aan de verdachte in persoon maar aan een ander die zich op dat adres bevond en die zich bereid verklaarde de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de verdachte te doen toekomen. Een dergelijke bereidverklaring kan alleen rechtsgeldig worden gedaan in geval van aanbieding aan het GBA-adres van de verdachte. (Vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.11).
2.3.2. Uit de hiervoor in 2.2. weergegeven stukken volgt dat de onder (ii) vermelde uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden aan het adres waar de verdachte op het moment van aanbieding van de dagvaarding in hoger beroep als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens.
2.3.3. Beide uitreikingen zijn derhalve strijdig met art. 588 Sv, zodat het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend onjuist is.
2.4. Het middel is dus terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 3 april 2012.