27 april 2012
Eerste Kamer
11/02367
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en, in enkelvoud, [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 934879\CV EXPL 08-39677 van de kantonrechter te Rotterdam van 25 februari 2009;
b. de arresten in de zaak 200.035.941/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 oktober 2010 (tussenarrest) en 18 januari 2011 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van de bestreden arresten en tot verwijzing ter fine van (verdere) behandeling en afdoening.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 13 november 2007 hebben Grandcafé 1850 B.V. i.o. en [eiseres] een overeenkomst gesloten, inhoudend dat [eiseres] met ingang van 1 december 2007 incidenteel en op afroep arbeid zou verrichten. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat indien [eiseres] gehoor zou geven aan een oproep, tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou worden gesloten, voor een op dat moment vast te stellen tijdsduur en omvang.
(ii) [Verweerder] was bestuurder van Grandcafé 1850 B.V. i.o.
(iii) In de maanden januari tot en met juni 2008 heeft [eiseres] fulltime gewerkt tegen een bruto maandsalaris van € 3.506,45, exclusief 8% vakantietoeslag (38 uren per week).
(iv) Op 6 juli 2008 is [eiseres] voor drie weken op vakantie gegaan. Na haar vakantie heeft zij zich op 29 juli 2008 telefonisch en schriftelijk ziek gemeld.
(v) [Eiseres] is bij brief van 11 augustus 2008 op staande voet ontslagen.
3.2.1 In dit geding heeft [eiseres] gesteld dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten. Zij heeft gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het ontslag nietig is, en [verweerder] veroordeelt tot doorbetaling van loon totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig is beëindigd, met nevenvorderingen.
3.2.2 De kantonrechter heeft de vordering, als niet betwist, toegewezen.
3.2.3 In appel heeft [verweerder] de echtheid betwist van de door [eiseres] in het geding gebrachte kopie van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Volgens het opschrift daarvan gaat het om een "Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd". In werkelijkheid is echter, nog steeds volgens [verweerder], tussen partijen een overeenkomst gesloten met het opschrift "Nulurencontract". Voorts is in art. 1 daarvan bepaald: "Oproepkracht verklaart zich bereid om met ingang van 1 december 2007 op afroep van de werkgever arbeid te verrichten in de functie van Bedrijfsleidster". In de door [eiseres] in het geding gebrachte kopie gaat deze zin als volgt verder: ",per 1 januari 2008 zal werknemer voor minimaal 38 uren per week werkzaam zijn". Volgens [verweerder] zijn deze woorden achteraf valselijk toegevoegd. Hij stelde verder dat tussen partijen nader is overeengekomen dat het dienstverband zou duren tot 1 september 2008, zodat een eventuele toewijzing van de vordering slechts mogelijk is tot laatstgenoemde datum. Na die datum zouden partijen zich volgens hem over een eventuele verlenging van het dienstverband beraden aan de hand van de over en weer opgedane ervaringen en de verdere omstandigheden.
3.2.4 [Eiseres] heeft ter toelichting van haar standpunt nader aangevoerd dat weliswaar in diverse artikelen van de overeenkomst wordt gesproken over een "oproepkracht", en over "op afroep van de werkgever verrichten van arbeid", maar dat de reden daarvan is dat de overeenkomst werd gesloten voordat het café van [verweerder] was geopend. Nadat het café zou zijn geopend zou tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur gelden, aldus nog steeds [eiseres], die zich voorts beriep op de hiervoor in 3.2.3 vermelde bijzonderheden van de door haar in het geding gebrachte kopie van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
3.2.5 Het hof heeft in zijn tussenarrest eerst geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet tijdig is verleend en dus nietig is (rov. 12). Vervolgens heeft het onder meer overwogen:
"13. Met betrekking tot de overige vorderingen van [eiseres] is het allereerst van belang om vast te stellen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of voor bepaalde tijd. [Verweerder] c.s. stelt zich op het standpunt dat er geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd maar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, namelijk tot 1 september 2008, is overeengekomen. Hij verwijst daarvoor naar de artikelen 6, 7, 8, 11 en 12 van de overgelegde overeenkomst. Hij voert aan dat de eerste bladzijde van de overeenkomst zoals door [eiseres] bij de inleidende dagvaarding is overgelegd, niet het juiste blad is. [Eiseres] stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en verwijst daarvoor naar de titel die is vermeld bovenaan op het eerste blad van de door haar overgelegde overeenkomst. Voorts wijst zij op de bepaling in artikel 1 op dat eerste blad dat zij per 1 januari 2008 voor minimaal 38 uur per week werkzaam zal zijn.
14. Het hof is van oordeel dat de titel die aan de overeenkomst is gegeven, niet beslissend is voor de vraag naar de aard en strekking van de overeenkomst. Ook het feit dat [eiseres] per 1 januari 2008 fulltime werkzaam is geweest, dwingt niet tot de conclusie dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het hof acht in de onderhavige zaak de tekst van de bepalingen beslissend, waarbij wordt opgemerkt dat afgezien van de titel en de zinsnede in artikel 1 waarop [eiseres] zich beroept, de beide door partijen overgelegde versies van de overeenkomst inhoudelijk gelijk zijn. Uit de tekst van de overeenkomst en met name uit artikel 6 blijkt dat er sprake is van een oproepcontract in de vorm van een voorovereenkomst waarin is geregeld onder welke voorwaarden partijen een of meer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aangaan. Volgens dit artikel immers zal er indien de oproepkracht gehoor geeft aan een oproep van de werkgever tussen partijen een arbeidsovereenkomst worden gesloten voor bepaalde tijd voor een op dat moment vast te stellen tijdsduur en omvang. Uit de stellingen van partijen kan echter niet de duur van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst worden afgeleid. (...)"
3.2.6 Nadat het hof een comparitie had gehouden, heeft het in zijn eindarrest volhard bij het tussenarrest. Het overwoog verder (rov. 5):
"(...) [Verweerder] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op [eiseres] rust daarom de bewijslast van haar stelling dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat zij over de periode na 1 september 2008 ook recht heeft op doorbetaling van loon. [Eiseres] heeft ter onderbouwing van die stelling verwezen naar de overgelegde overeenkomst en de overgelegde loonstroken. Naar het oordeel van het hof heeft [eiseres] haar stelling aldus onvoldoende onderbouwd. De overeenkomst waarnaar zij verwijst is niet de arbeidsovereenkomst maar de voorovereenkomst en uit deze voorovereenkomst blijkt juist dat er na een oproep steeds sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Ook uit de overgelegde loonstroken kan niet volgen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Nu [eiseres] ten aanzien van haar stelling geen gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan, faalt haar stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
[Eiseres] heeft het verweer van [verweerder] c.s. dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen op 1 september 2008 betwist en deze betwisting alleen onderbouwd met haar stelling dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen. Zoals reeds overwogen heeft [eiseres] die stelling onvoldoende onderbouwd zodat zij ook haar betwisting van de door [verweerder] c.s. gestelde einddatum van 1 september 2008 onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof gaat daarom uit van de datum van 1 september 2008 waarop de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geëindigd.
De grief van [verweerder] c.s. slaagt derhalve in zoverre de kantonrechter ook loon e.d. heeft toegekend vanaf 1 september 2008. (...)"
3.3 Bij de beoordeling van het tegen deze arresten gerichte middel wordt vooropgesteld dat partijen het erover eens zijn dat, in elk geval gedurende de hiervoor in 3.1 onder (iii) bedoelde periode van januari tot en met juni 2008, tussen hen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. Het processuele debat heeft zich erop toegespitst of dit een arbeidsovereenkomst was voor onbepaalde tijd (het standpunt van [eiseres]), dan wel een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, namelijk van 1 januari tot 1 september 2008 (het standpunt van [verweerder]).
3.4 Het hof heeft geoordeeld dat het op de weg ligt van [eiseres] de juistheid van haar standpunt te bewijzen. Het hof heeft dit oordeel aldus gemotiveerd dat in de tekst van de tussen partijen gesloten overeenkomst, ook in de door [eiseres] daarvan overgelegde versie, sprake is van een oproepcontract dat kan uitmonden in een of meer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Het hof verwees daartoe met name naar art. 6 van die overeenkomst, in lid 1 waarvan is bepaald dat indien de oproepkracht gehoor geeft aan een oproep van de werkgever, tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal worden gesloten, voor een op dat moment vast te stellen tijdsduur en omvang. In de woorden "met name" ligt besloten dat het hof daarnaast acht heeft geslagen op de verdere inhoud van de overeenkomst, voor zover partijen identieke versies daarvan hebben overgelegd.
Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, en is evenmin onbegrijpelijk gemotiveerd.
3.5 De onderdelen 21-23 zijn, kort samengevat, gericht tegen de gronden waarop het hof het aanbod van [eiseres] heeft gepasseerd om te bewijzen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten. Deze gronden komen erop neer dat [eiseres] haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd door te verwijzen naar de door haar in kopie overgelegde overeenkomst en loonstroken, en dat zij geen gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan.
3.6 Dit oordeel wordt door de onderdelen op goede gronden bestreden als onbegrijpelijk gemotiveerd. [Eiseres] heeft zich immers beroepen op de door haar overgelegde kopie van de tussen partijen gesloten overeenkomst; de hiervoor in 3.2.4 vermelde bijzonderheden die deze overeenkomst naar haar stelling bevat, vormen op zichzelf - de echtheid van de door haar overgelegde kopie voorshands daargelaten - een voldoende onderbouwing van haar standpunt. Mede in aanmerking genomen dat het processuele debat tussen partijen voor een belangrijk deel is gegaan over de echtheid van de door de ander overgelegde versie van de tussen partijen gesloten overeenkomst, en dat de voormelde bijzonderheden waarop [eiseres] zich beroept, indien juist, inderdaad van belang zijn voor de beslissing over het geschilpunt dat partijen verdeelt, is het oordeel van het hof dat het bewijsaanbod van [eiseres] niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, onbegrijpelijk.
3.7 Ook de overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 oktober 2010 en 18 januari 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 465,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2012.