ECLI:NL:HR:2012:BV6801

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04188
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling Nederlanderschap op de voet van art. 17 RWN

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap van de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. Blok, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 30 juni 2011 was gegeven in de zaak met nummer 354920/HA RK 09-689. De rechtbank had in die beschikking geoordeeld over de nationaliteit van de verzoeker, die een verzoek had ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, heeft als verweerder in cassatie opgetreden, met mr. J. van Duijvendijk-Brand als advocaat.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de verzoeker in het cassatiemiddel onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de andere raadsheren, waaronder de voorzitter A.M.J. van Buchem-Spapens. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de toepassing van de relevante wetgeving met betrekking tot het Nederlanderschap.

Uitspraak

24 februari 2012
Eerste Kamer
11/04188
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. L.C. Blok,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als verzoeker en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 354920/HA RK 09-689 van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 juni 2011.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 24 februari 2012.