ECLI:NL:HR:2012:BV5553

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00608
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen wegens niet-nakomen omgangsregeling en informatieplicht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, betreft het een executiegeschil waarin de moeder, eiseres tot cassatie, en de vader, verweerder in cassatie, betrokken zijn. De moeder heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 21 december 2010 is gewezen. Dit arrest volgde op een vonnis van de voorzieningenrechter te Haarlem van 25 mei 2010. De moeder stelt dat de vader zich niet houdt aan de omgangsregeling en de informatieplicht, wat heeft geleid tot verbeurde dwangsommen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en de stukken die aan het arrest zijn gehecht, waaronder de cassatiedagvaarding.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die strekt tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de moeder zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de moeder. Het arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven op 30 maart 2012.

Uitspraak

30 maart 2012
Eerste Kamer
11/00608
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. G.R. den Dekker en mr. E.J. Schiebroek.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 167918/KG ZA 10-156 van de voorzieningenrechter te Haarlem van 25 mei 2010;
b. het arrest in de zaak 200.069.228/01 SKG van het gerechtshof te Amsterdam van 21 december 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot
beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 maart 2012.