ECLI:NL:HR:2012:BV5532
Hoge Raad
- Cassatie
- Hoge Raad der Nederlanden
- Rechtspraak.nl
Cassatie van erfgenamen tegen navorderingsaanslagen vermogensbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de erfgenamen van A te Z. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 3 februari 2011, met nummer 10/00857. De kwestie betrof navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en de daarbij behorende beschikkingen inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit artikel stelt de Hoge Raad in staat om zonder inhoudelijke behandeling van de zaak uitspraak te doen, indien het beroep kennelijk ongegrond is. De uitspraak van het Gerechtshof werd in stand gelaten, wat betekent dat de navorderingsaanslagen en de beschikkingen inzake heffingsrente door de Hoge Raad werden bevestigd. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de erfgenamen, die zich geconfronteerd zagen met de belastingaanslagen en de bijbehorende rente. De Hoge Raad heeft in deze zaak geen nieuwe juridische principes vastgesteld, maar bevestigde eerder rechtspraak omtrent de belastingheffing en de rechtsgeldigheid van de navorderingsaanslagen.