ECLI:NL:HR:2012:BV2942

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02352
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over verzuim te beslissen op voorwaardelijk gedaan getuigenverzoek in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin het Hof had verzuimd te beslissen op een voorwaardelijk verzoek van de verdediging om getuigen te horen. De verdachte was beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het oogmerk deze te dwingen iets te doen of te dulden. Het Hof had geoordeeld dat de voorwaarde waaronder het verzoek was gedaan niet was vervuld, omdat de verklaring van de getuige niet voor het bewijs was gebezigd en niet redengevend was geacht voor de bewijsvoering. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en verwierp het beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden waaronder getuigenverzoeken worden gedaan en de rol van de rechter in het beoordelen van deze verzoeken. De zaak illustreert ook de complexiteit van strafzaken waarin getuigenverklaringen cruciaal kunnen zijn voor de uitkomst van de procedure.

Uitspraak

20 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/02352
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 mei 2010, nummer 22/002548-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J van der Stel, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een voorwaardelijk verzoek van de verdediging om [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] als getuigen te (doen) horen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 02 april 2007 tot en met 10 januari 2008 te Dordrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1], met het oogmerk [betrokkene 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte
- [betrokkene 1] veelvuldig (dwingende en/of bedreigende) SMS-berichten gezonden en
- veelvuldig telefonisch contact opgenomen met [betrokkene 1] en
- zich in de onmiddellijke nabijheid van de woning van [betrokkene 1] opgehouden en
- [betrokkene 1] meermalen hinderlijk gevolgd."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte:
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2010 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb geprobeerd om contact met [betrokkene 1] te zoeken door haar te bellen en te sms-en. Ik wil bepaalde dingen onder haar aandacht brengen. Ik wil een gesprek met haar voeren. Ik ben boos omdat ze niet met mij wil praten. Ik heb die boosheid naar haar geuit. Ik wist dat ze geen contact met mij wilde. Ik kwam bij de woning van [betrokkene 1].
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de regiopolitie Zuid-Holland Zuid, proces-verbaalnummer PL1810/07-128565 (pagina 15 van het dossier), d.d. 7 januari 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende:
als de op 7 januari 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte - zakelijk weergegeven -:
Mijn telefoonnummer is 06-[001]. Met genoemd telefoonnummer neem ik contact op met [betrokkene 1]. Ik stuur sms-berichten in een mix van Turks en Nederlands.
Ik heb gezien dat ze met verschillende mannen op foto's staat. Dat had ik op internet gezien en ik heb haar daarover een sms gestuurd. Ik was woedend.
Op een zondag dat ze mijn dochter niet kwam halen heb ik haar vier of vijf sms-jes per dag gestuurd.
Ik kan natuurlijk bij [betrokkene 1] in de straat komen. Ik heb een man uit haar portiek zien komen. Ik had haar met diezelfde gozer in de discotheek gezien. Ik heb haar ook bij een concert gezien.
Ik pik het niet dat ze haar leven wil indelen ten koste van mijn tijd.
Als [betrokkene 1] (Hof: [betrokkene 1]) het niet prettig vindt dat ik haar bel of sms moet ze de voogdij aan mij geven. Of ze moet zich keurig aan de afspraken houden, dan hoeven wij geen contact te hebben. [Betrokkene 1] heeft mij voor mijn laatste aanhouding gezegd dat ze geen contact met me wil.
3. Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Zuid - Holland Zuid, proces-verbaalnummer PL1810/07-128565 (pagina 7 van het dossier), d.d. 13 november 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende:
als de op 12 november 2007 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1] - zakelijk weergegeven -:
Ik woon aan de [a-straat 1] te Dordrecht.
Ik doe aangifte van belaging tegen [verdachte] voor de periode van 2 april tot en met 12 november 2007. [Verdachte] maakt wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer met kennelijk het oogmerk mij te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen.
In 2001 ben ik na een huwelijk van vijf jaar officieel van [verdachte] gescheiden. [Verdachte] en ik hebben samen een dochter genaamd [betrokkene 5]. Vanaf de datum van de scheiding tot heden heeft [verdachte] mij belaagd.
[Verdachte] valt mij telefonisch lastig, hij stuurt mij veel sms-berichten, stuurt mij brieven, is vaak in de straat waar ik woon aanwezig, belt aan bij mijn huis, volgt mij in mijn auto, komt aan de deur van de woning van mijn broer en bij de woning van mijn ouders, vraagt aan onze dochter [betrokkene 5] met wie mama omgaat en of er mannen bij mama thuis zijn, en nog veel meer.
Op 26 februari 2007 heb ik van bovenstaande aangifte gedaan, waarna het even rustig is geweest van de kant van [verdachte]. Begin april 2007 is het lastigvallen weer begonnen.
Op de dag van de rechtzitting liep hij door mijn straat. De volgende dag kreeg ik een sms-bericht op mijn mobiele telefoon, waarin stond: "Ik sta om de hoek en ik wil mijn dochter nu zien".
Ongeveer een week na de zitting heb ik hem door de straat zien lopen, hij liep langzaam voor mijn deur en mijn raam en bleef lang staan kijken. Het maakte me erg bang.
In de tijd daarop volgend bleef hij me sms-en en bellen dat hij zijn dochter wil zien. Op 2 mei 2007 had ik een gesprek met [verdachte], in aanwezigheid van een aantal familieleden, waarin hij meteen begon met beschuldigingen aan mijn adres.
Hij vertelde mij dat ik mannen ontmoet in mijn huis. Hij vertelde mij ook dat hij 's ochtends vroeg om 06:00 uur een man uit mijn portiek heeft zien komen. Hij wil weten van iedereen met wie ik omga.
Op 16 mei 2007 kreeg ik een sms-bericht.
[Verdachte] heeft in het verleden aangegeven dat hij me zal vermoorden als ik in het gezelschap ben van een andere man. Ik ben altijd bang dat hij me komt lastig vallen. Ik voel me ernstig belemmerd in het verdergaan met mijn leven.
Ik was eens uit eten in een restaurant. [Verdachte] stuurde me achteraf een sms dat ik lekker aan de raki was. Die avond had ik inderdaad een glas raki gedronken. Het was heel beangstigend dat hij me daar weer had gezien.
Op 28 oktober 2007 kreeg ik een sms-bericht met de inhoud dat ik zeker nog een nacht bij mijn vriend wilde slapen. Ik was de vorige nacht inderdaad niet thuis geweest en hij had dat dus weer geconstateerd.
Toen ik een weekend weg was sms-te [verdachte]: "Waar is mijn dochter, wie brengt haar naar school?". Dit gaf mij sterk het gevoel dat hij wist dat ik die zondagavond niet thuis was geweest.
Twee weken geleden was ik in Rotterdam bij [A], een salsafeest. Op dezelfde avond stuurde hij: "Ik hoop dat [A] op jou neerstort".
Hij weet heel vaak waar ik ben en met wie. Hij heeft hierdoor inbreuk gemaakt op mijn privacy. Ik voel me continu in de gaten gehouden.
Op 11 november 2007 kreeg ik weer een sms-bericht, onder meer inhoudende "geef het kind vrijwillig aan mij".
Ik heb meermalen duidelijk aangegeven aan [verdachte] dat ik geen contact met hem wil. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik het niet prettig vind als hij mij belt of smst.
4. Het proces-verbaal van de regiopolitie Zuid-Holland Zuid, proces-verbaalnummer PL1810/07-128565 (pagina 3 van het dossier), d.d. 12 november 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Na toestemming van de aangeefster, [betrokkene 1], heb ik haar GSM uitgelezen. In de inbox stonden de volgende berichten:
2. datum: 12/11/07, 00:30:48
afzender: +316[001]
"Waar is mijn dochter, wie brengt haar naar school?"
3. datum: 11/11/07, 21:04:12
afzender: +316[001]
Bericht in de Turkse taal.
4. datum: 11/11/07, 19:40:33
afzender: +316[001]
"Deze nachtmerrie overleef ik ook wel, ik wens je een fijn leven in je nieuwe wereld. Houdt [betrokkene 5] absoluut gescheiden met je nieuwe leven."
5. datum: 11/11/07, 00:19:01
afzender:+316[001]
Bericht in de Turkse taal
6. datum: 11/11/07, 00:08:47
afzender:+316[001]
Bericht in de Turkse taal
7. datum: 11/11/07, 00:02:35
afzender:+316[001]
Bericht in de Turkse taal
9. datum: 10/11/07, 23:15:07
afzender:+316[001]
Bericht in de Turkse taal
11. datum: 10/11/07, 17:51:10
afzender:+316[001]
Bericht in de Turkse taal
16. datum: 30/06/07, 11:14:01
afzender:+316[001]
Bericht in de Turkse taal
17. datum: 30/06/07, 10:35:43
afzender: +316[001]
"Ik wil met [betrokkene 5] voor een paar uur naar de stad. Binnen een uur kan ik haar ophalen, oké?"
5. Het proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Zuid-Holland Zuid, proces-verbaalnummer PL1810/07-128565 (pagina 4 van het dossier), d.d. 16 november 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Na toestemming van de aangeefster, [betrokkene 1], heb ik haar GSM uitgelezen. In de inbox stonden verschillende berichten. Onderstaande vertaling van de Turkse sms-berichten heeft de aangeefster op 15 november 2007 overgelegd. Onderstaande genummerde sms-berichten komen overeen met de genummerde sms-berichten zoals vermeld in het ambtelijk verslag genoemd onder bewijsmiddel 4.
3. "Het is jouw leven, jouw lust, alleen wees extreem voorzichtig met mijn dochter. Geef de voogdij aan mij."
5. "Ik wens/hoop dat [A] op je instort!"
6. "Hoe ben jij zo geworden? Weet je, ik zal maar de rust in je familie niet verstoren, vooral je vader, zielig voor hem, voor een vader is dit de grootste pijn die je kan geven. Geef 't kind aan mij."
7. Wat ik heb gezien, ik ben in shock, shock! Zozo. dus je bent zo'n zwarte/neger gek, wat wilde je toen van mij? Met één woord walg ik ervan dat jij de moeder bent van [betrokkene 5]. Ik had gehoopt dat Allah mijn leven had genomen in plaats van dat ik dit moest meemaken. Deze foto's krijgt je familie te zien."
9. "Kijk uit op de plekken waar je uithangt, verlies je hersenen niet. Doe niks waar [betrokkene 5] zich voor moet schamen. Ik zeg dit als vader en niet als een verliefde gek."
11. "Ik heb geen motief [betrokkene 1]. Praat met me."
16. "Met wie probeer ik nou te praten? Doe even moeite en geef mij een reactie terug, dit doe je niet. Wat is dit?"
18. "Ik moet [betrokkene 5] zien. [Betrokkene 5] heeft ook een vader nodig, ik wacht op antwoord.
6. Het proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Zuid-Holland Zuid, proces-verbaalnummer PL1810/07-128565 (pagina 6 van het dossier), d.d. 12 januari 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Na toestemming van de aangeefster, [betrokkene 1], heb ik de berichten van haar GSM-telefoon uitgelezen. In de inbox zag ik de verschillende berichten die waren opgesteld in het Nederlands, dan wel in het Turks en een enkele keer in een mix van Turks en Nederlands. [Betrokkene 1] heeft de Turkse zinnen in mijn bijzijn vertaald naar het Nederlands.
1. 16-11-07, 13:03:00
We moeten praten. Mijn doel is niet schreeuwen.
2. 16-11-07, 13:51:25
Kom naar vlot over 30 min in stad. Dwing mij niet om met je familie te praten.
3. 16-11-07, 13:59:42
Hmm, je bent dus op school
4. 16-11-07, 23:48:00
Waar ben je?
5. 18-11-07, 16:31:37
Ga je je nog verantwoordelijk gedragen en met de vader van je praten over een belangrijk onderwerp?
7. 20-11-07, 16:22:21
"Heeft [betrokkene 5] telefoon, geef haar nummer dan"."
2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2010 heeft de raadsman aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities, die het volgende inhouden:
"Getuige [betrokkene 2] heeft verklaard getuige te zijn geweest van een gesprek tussen cliënt en aangeefster in het bijzijn van familie. Zij heeft gesteld bij dit gesprek aanwezig te zijn geweest. Cliënt stelt dat dit absoluut niet het geval is geweest. [Betrokkene 2] is niet bij dit gesprek aanwezig geweest.
De verklaring van getuige [betrokkene 2] is ook te bestempelen als vaag:
"Een aantal maanden geleden, de datum weet ik niet meer precies, heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene 1] en [verdachte] (...)'
'Het gesprek vond volgens mij plaats in het huis van zijn broer"
Over het algemeen kan men zich wel herinneren waar een gesprek heeft plaatsgevonden. Getuige [betrokkene 2] is een goede vriendin van aangeefster.
Cliënt trekt de juistheid van haar verklaring in twijfel.
Bij het gesprek zijn enkel aanwezig geweest cliënt, aangeefster en familieleden van cliënt (te weten: [betrokkene 3] en [betrokkene 4]). Dit blijkt uit de verklaring van cliënt en een verklaring van [betrokkene 3] (bijlage 1). Uit de verklaring blijkt verder dat het gesprek niet ging over omgang, maar over de vraag of cliënt weer met aangeefster wilde verzoenen. Cliënt wilde dit niet. Tevens blijkt uit de verklaring dat [betrokkene 2] niet bij het gesprek aanwezig is geweest en dat aangeefster de afspraken over de omgangsregeling zonder overleg eenzijdig heeft gewijzigd.
(...)
2.2. Voor zover en indien uw Hof het beroep op vrijspraak niet zou honoreren, wenst cliënt in het belang van zijn verdediging dat aangeefster, getuige [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] als getuigen worden gehoord over het verloop van het gesprek in mei 2007 en de aanwezigheid van [betrokkene 2] bij het gesprek."
2.4. Het Hof heeft, tegen de achtergrond van hetgeen aan het verzoek tot het (doen) horen van de getuigen ten grondslag is gelegd, kennelijk en niet onbegrijpelijk de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan aldus uitgelegd, dat de raadsman de getuigen wil doen horen indien de verdachte niet zou worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde en de inhoud van de verklaring van [betrokkene 2] door het Hof redengevend zou worden geacht voor de bewezenverklaring.
Nu de verklaring van [betrokkene 2] door het Hof niet voor het bewijs is gebezigd en blijkens de bewijsvoering de inhoud van die verklaring ook overigens niet redengevend is geacht voor de bewijsvoering, is het oordeel van het Hof dat de aan het getuigenverzoek verbonden voorwaarde niet is vervuld, niet onbegrijpelijk.
2.5. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 20 maart 2012.