3. Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Zuid - Holland Zuid, proces-verbaalnummer PL1810/07-128565 (pagina 7 van het dossier), d.d. 13 november 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende:
als de op 12 november 2007 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1] - zakelijk weergegeven -:
Ik woon aan de [a-straat 1] te Dordrecht.
Ik doe aangifte van belaging tegen [verdachte] voor de periode van 2 april tot en met 12 november 2007. [Verdachte] maakt wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer met kennelijk het oogmerk mij te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen.
In 2001 ben ik na een huwelijk van vijf jaar officieel van [verdachte] gescheiden. [Verdachte] en ik hebben samen een dochter genaamd [betrokkene 5]. Vanaf de datum van de scheiding tot heden heeft [verdachte] mij belaagd.
[Verdachte] valt mij telefonisch lastig, hij stuurt mij veel sms-berichten, stuurt mij brieven, is vaak in de straat waar ik woon aanwezig, belt aan bij mijn huis, volgt mij in mijn auto, komt aan de deur van de woning van mijn broer en bij de woning van mijn ouders, vraagt aan onze dochter [betrokkene 5] met wie mama omgaat en of er mannen bij mama thuis zijn, en nog veel meer.
Op 26 februari 2007 heb ik van bovenstaande aangifte gedaan, waarna het even rustig is geweest van de kant van [verdachte]. Begin april 2007 is het lastigvallen weer begonnen.
Op de dag van de rechtzitting liep hij door mijn straat. De volgende dag kreeg ik een sms-bericht op mijn mobiele telefoon, waarin stond: "Ik sta om de hoek en ik wil mijn dochter nu zien".
Ongeveer een week na de zitting heb ik hem door de straat zien lopen, hij liep langzaam voor mijn deur en mijn raam en bleef lang staan kijken. Het maakte me erg bang.
In de tijd daarop volgend bleef hij me sms-en en bellen dat hij zijn dochter wil zien. Op 2 mei 2007 had ik een gesprek met [verdachte], in aanwezigheid van een aantal familieleden, waarin hij meteen begon met beschuldigingen aan mijn adres.
Hij vertelde mij dat ik mannen ontmoet in mijn huis. Hij vertelde mij ook dat hij 's ochtends vroeg om 06:00 uur een man uit mijn portiek heeft zien komen. Hij wil weten van iedereen met wie ik omga.
Op 16 mei 2007 kreeg ik een sms-bericht.
[Verdachte] heeft in het verleden aangegeven dat hij me zal vermoorden als ik in het gezelschap ben van een andere man. Ik ben altijd bang dat hij me komt lastig vallen. Ik voel me ernstig belemmerd in het verdergaan met mijn leven.
Ik was eens uit eten in een restaurant. [Verdachte] stuurde me achteraf een sms dat ik lekker aan de raki was. Die avond had ik inderdaad een glas raki gedronken. Het was heel beangstigend dat hij me daar weer had gezien.
Op 28 oktober 2007 kreeg ik een sms-bericht met de inhoud dat ik zeker nog een nacht bij mijn vriend wilde slapen. Ik was de vorige nacht inderdaad niet thuis geweest en hij had dat dus weer geconstateerd.
Toen ik een weekend weg was sms-te [verdachte]: "Waar is mijn dochter, wie brengt haar naar school?". Dit gaf mij sterk het gevoel dat hij wist dat ik die zondagavond niet thuis was geweest.
Twee weken geleden was ik in Rotterdam bij [A], een salsafeest. Op dezelfde avond stuurde hij: "Ik hoop dat [A] op jou neerstort".
Hij weet heel vaak waar ik ben en met wie. Hij heeft hierdoor inbreuk gemaakt op mijn privacy. Ik voel me continu in de gaten gehouden.