ECLI:NL:HR:2012:BV2912

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03059
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van een minderjarige op basis van bewijs huwelijk ouders

In deze zaak verzocht de verzoeker, wonende in [woonplaats], om vaststelling van het Nederlanderschap van zijn minderjarige kind. De verzoeker stelde dat het bewijs van het huwelijk van de ouders, dat noodzakelijk is voor de vaststelling van het Nederlanderschap, geleverd kon worden door de huwelijksakte. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage op 7 april 2011, waartegen de verzoeker beroep in cassatie had ingesteld. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank in zijn geheel in overweging genomen en verwees naar de relevante stukken, waaronder het cassatierekest.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit betekent dat de Hoge Raad geen verdere motivering nodig achtte voor zijn beslissing.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven op 30 maart 2012, en de beslissing is genomen door de raadsheren F.B. Bakels als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van de juiste bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op het Nederlanderschap van minderjarigen.

Uitspraak

30 maart 2012
Eerste Kamer
11/03059
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 326525/HA RK 08-1310 van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 april 2011.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 maart 2012.