ECLI:NL:HR:2012:BV2912
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van een minderjarige op basis van bewijs huwelijk ouders
In deze zaak verzocht de verzoeker, wonende in [woonplaats], om vaststelling van het Nederlanderschap van zijn minderjarige kind. De verzoeker stelde dat het bewijs van het huwelijk van de ouders, dat noodzakelijk is voor de vaststelling van het Nederlanderschap, geleverd kon worden door de huwelijksakte. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage op 7 april 2011, waartegen de verzoeker beroep in cassatie had ingesteld. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank in zijn geheel in overweging genomen en verwees naar de relevante stukken, waaronder het cassatierekest.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit betekent dat de Hoge Raad geen verdere motivering nodig achtte voor zijn beslissing.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven op 30 maart 2012, en de beslissing is genomen door de raadsheren F.B. Bakels als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van de juiste bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op het Nederlanderschap van minderjarigen.