ECLI:NL:HR:2012:BV2855
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vordering benadeelde partij en alternatieve vergoedingsplicht in strafrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering van een benadeelde partij in een strafzaak, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 9.434,43. Het Hof had verzuimd om in zijn arrest op te nemen dat de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel een alternatieve vergoedingsplicht met zich meebrengt. Dit betekent dat de verdachte is gekweten van zijn plicht tot schadeloosstelling van het slachtoffer indien hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde wijzen van vergoeding van de door het slachtoffer geleden schade. De Hoge Raad heeft het middel dat hiertegen was ingediend gegrond verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf van 260 dagen, waarvan 155 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft verder beslist dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat doet vervallen en vice versa.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de alternatieve vergoedingsplicht in het strafrecht en de waarborgen van de redelijke termijn in cassatieprocedures.