ECLI:NL:HR:2012:BV2019

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05278
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. Groen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een tussenarrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit tussenarrest was op 21 september 2010 gewezen, en het eindarrest volgde op 28 december 2010. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 13 april 2010. De Hoge Raad oordeelt dat de cassatietermijn, die acht weken bedraagt, op 16 november 2010 verstreek. De dagvaarding voor cassatie is pas op 30 november 2010 uitgebracht, waardoor het cassatieberoep te laat is ingesteld. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de eiser in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De verweerster is niet verschenen in deze procedure. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt ook tot niet-ontvankelijkheid van de eiser.

Uitspraak

27 januari 2012
Eerste Kamer
10/05278
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1138470 KK EXPL 10-313 van de kantonrechter te Amsterdam van 13 april 2010;
b. de arresten in de zaak 200.064.011/01 SKG van het gerechtshof te Amsterdam van 21 september 2010 (tussenarrest) en 28 december 2010 (eindarrest).
Het tussenarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van eiser in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Ingevolge art. 402 lid 2 in verbinding met art. 339 lid 2 Rv. kon tegen het onder 2 aangeduide arrest beroep in cassatie worden ingesteld binnen acht weken, te rekenen van de dag van de uitspraak. De cassatietermijn verstreek op 16 november 2010. De dagvaarding is op 30 november 2010 uitgebracht, zodat het cassatieberoep te laat is ingesteld. [Eiser] zal derhalve in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 27 januari 2012.