ECLI:NL:HR:2012:BV1916
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 februari 2011. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting over de jaren 1992 tot en met 2000, waarbij ook boeten en heffingsrente zijn opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder mogelijkheid tot kwijtschelding. Na bezwaar tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft het Hof de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrente verminderd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, specifiek wat betreft de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1998 en de opgelegde boeten voor de jaren 1999 en 2000. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Tevens heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat het griffierecht aan belanghebbende dient te vergoeden en de Staatssecretaris van Financiën is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Het verzoek van belanghebbende om kostenvergoeding in verband met het ingetrokken beroep van de Staatssecretaris is afgewezen.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het verwijzingshof moet beoordelen in hoeverre de Inspecteur het bewijs heeft geleverd dat belanghebbende de feiten heeft begaan die tot de boetes hebben geleid, en of de opgelegde boeten passend zijn in de gegeven omstandigheden. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid met betrekking tot de beoordeling van boeten in belastingzaken.