ECLI:NL:HR:2012:BV1781
Hoge Raad
- Cassatie
- Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van erfgenamen tegen uitspraken Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de erfgenamen van A te Z. Het beroep was gericht tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 14 oktober 2010 en 3 februari 2011 waren gedaan. De zaken betroffen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en in de vermogensbelasting (VB). De erfgenamen waren in beroep gegaan tegen de beslissingen van het Gerechtshof, die hen niet in het gelijk hadden gesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 RO, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak zonder verdere inhoudelijke behandeling heeft afgedaan. Dit houdt in dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van het Gerechtshof heeft bevestigd, zonder dat er een uitgebreide motivering of nieuwe beoordeling van de feiten heeft plaatsgevonden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de betrokken erfgenamen, die nu met de navorderingsaanslagen geconfronteerd blijven. De zaak illustreert de mogelijkheden en beperkingen van cassatie in belastingzaken, waarbij de Hoge Raad vaak terughoudend is in het ingrijpen in lagere rechtspraak.