ECLI:NL:HR:2012:BV1758

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01893
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van duplicaten van vermiste aandelenbewijzen en de rol van belanghebbenden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verstrekking van duplicaten van vermiste aandelenbewijzen. De verzoeker, wonende te [woonplaats], had een verzoek ingediend bij Bronwaterleiding Doorn om duplicaten te verstrekken van 185 vermiste mantels van aandelen aan toonder. De gemeente Utrechtse Heuvelrug en [verweerder 2] hebben verzet aangetekend tegen dit verzoek, waarbij de rechtbank oordeelde dat zij als belanghebbenden konden worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de duplicaten. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verzoeker verworpen en hem in de kosten van het geding veroordeeld. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van het begrip 'belanghebbende' in de context van artikel 2:86d BW, waarbij niet alleen rechthebbenden op effecten, maar ook (mede)aandeelhouders als belanghebbenden worden beschouwd. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat door de Hoge Raad is overgenomen.

Uitspraak

30 maart 2012
Eerste Kamer
11/01893
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A. Vijftigschild,
t e g e n
1. DE GEMEENTE UTRECHTSE HEUVELRUG,
zetelende te Doorn,
2. [Verweerder 2],
wonende te Amsterdam,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. R.A.A. Duk, thans mr. P.A. Ruig.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en verweerders als de gemeente en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 417403/HA RK 09-17 van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2009 en 22 april 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.069.948/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De gemeente en [verweerder 2] hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 3 februari 2012 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van hetgeen is vermeld in 1.1-1.13 van de conclusie van de Advocaat-Generaal. Voor zover thans in cassatie van belang, gaat het om het volgende.
(i) De aandelen in N.V. Bronwaterleiding "Doorn" (hierna: Bronwaterleiding Doorn) luidden in het verleden aan toonder. Een toonderaandeel bestaat uit een mantel en een dividendblad.
(ii) Bij wijziging van de statuten van Bronwaterleiding Doorn van 17 januari 2002 zijn de aandelen aan toonder op naam gesteld. De gemeente houdt 54 gewone aandelen op naam en twee prioriteitsaandelen in Bronwaterleiding Doorn. [verweerder 2] houdt 19 aandelen op naam in Bronwaterleiding Doorn.
(iii) Op 11 maart 2008 heeft [betrokkene 1] (hierna: de zoon van [verzoeker]) namens [verzoeker] bij de politie aangifte gedaan van vermissing van 185 mantels van aandelen aan toonder in het kapitaal van Bronwaterleiding Doorn. De statuten van Bronwaterleiding Doorn voorzien niet in een regeling ter vervanging van verloren gegane aandeelbewijzen.
Op 17 maart 2008 heeft de zoon van [verzoeker] het verzoek aan Bronwaterleiding Doorn gedaan om conform de regeling ter zake van art. 2:86d BW duplicaten te verstrekken van de vermiste aandeelbewijzen.
(iv) Bronwaterleiding Doorn heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Op vordering van [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter Bronwaterleiding Doorn veroordeeld om de aanvraag van [verzoeker] tot het verstrekken van duplicaten van de mantels te publiceren op de in art. 2:86d lid 3 BW bedoelde wijze. Bronwaterleiding Doorn is daarbij tevens door de voorzieningenrechter veroordeeld om binnen tien dagen nadat, overeenkomstig art. 2:86d lid 5 BW, is komen vast te staan dat er niet tijdig verzet is ingesteld tegen de aanvraag van [verzoeker] of is komen vast te staan dat een verzet tegen die aanvraag bij onherroepelijk geworden uitspraak ongegrond is verklaard, aan [verzoeker] duplicaten van de bedoelde mantels te verstrekken.
(v) Gehoorgevend aan deze veroordeling, heeft Bronwaterleiding Doorn de aanvraag van [verzoeker] tot het verstrekken van duplicaten gepubliceerd overeenkomstig genoemd art. 2:86d lid 3 BW.
(vi) In hoger beroep is het hiervoor in (iii) genoemde vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en zijn de vorderingen van [verzoeker] alsnog afgewezen op de grond dat [verzoeker] "onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan hem in eigendom toebehorende aandeelbewijzen verloren zijn gegaan en dat hij recht heeft op duplicaten daarvan". [Verzoeker] heeft tegen dit arrest geen cassatieberoep ingesteld.
3.2 In deze procedure doen de gemeente en [verweerder 2] het in art. 2:86d leden 4 en 5 BW bedoelde verzet tegen de verstrekking van duplicaten aan [verzoeker]. Dat verzet heeft de rechtbank gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde (a) dat de gemeente en [verweerder 2], anders dan [verzoeker] aanvoert, zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van art. 2:86d lid 4 BW en (b) dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij aandeelhouder is. Beide oordelen heeft het hof onderschreven. Op grond daarvan heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3.3.1 Het middel komt (uitsluitend) op tegen het oordeel van het hof dat de gemeente en [verweerder 2] zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van art. 2:86d lid 4 BW.
3.3.2 Het middel is ongegrond. Art. 2:86d lid 4 BW bepaalt dat "iedere belanghebbende" in verzet kan komen tegen de verstrekking van duplicaten. De wet beperkt de kring van belanghebbenden dus niet tot een "ieder, die meent enig recht te hebben op het in die aankondigingen [publicaties] vermelde effect", zoals het oude art. 15 lid 1 Effectenvernieuwingswet, de voorloper van het huidige art. 2:86a lid 4 BW, deed. Ook de omstandigheid dat in de memorie van toelichting op art. 2:86a lid 4 BW gesproken is over "derden die het origineel of delen van het aandeelbewijs bezitten" (Kamerstukken II 1997-1998, 26 133, nr. 3, blz. 2) brengt niet mee dat aan de woorden "iedere belanghebbende" in art. 2:86d lid 4 een zo beperkte uitleg moet worden gegeven als het middel ingang wil doen vinden. Het oordeel van het hof dat de gemeente en [verweerder 2] als aandeelhouders een eigen belang hebben bij hun verzet en dat zij daarom zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van art. 2:86d lid 4, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente en [verweerder 2] begroot op € 755,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven, W.D.H. Asser, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven
op 30 maart 2012.