ECLI:NL:HR:2012:BV1382
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aansprakelijkstelling voor loonbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 december 2009, betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990. De belanghebbende was aansprakelijk gesteld voor door A B.V. verschuldigde loonbelasting en premie volksverzekeringen over het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001. De beschikking van de Ontvanger, gedateerd 13 oktober 2006, werd na bezwaar gehandhaafd door de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.
In cassatie werd door de belanghebbende aangevoerd dat de Ontvanger hem ten onrechte geen inzage had verleend in het dossier van A B.V. Het Hof oordeelde dat het recht van de aansprakelijk gestelde niet beperkt is tot de bezwaarfase en dat belanghebbende ook na indiening van het verweerschrift inzage had moeten krijgen. Het Hof concludeerde dat belanghebbende in de procedure voor de Rechtbank in de gelegenheid was gesteld om op de stukken te reageren en dat hij bekend was met de bewijsvoering van de Ontvanger. Hierdoor was er geen sprake van een eerlijk proces en was belanghebbende niet in zijn belangen geschaad.
De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting van de Ontvanger om de aansprakelijk gestelde op de hoogte te stellen van de gegevens met betrekking tot de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld, niet alleen geldt tijdens de bezwaarfase, maar ook daarna. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de schoonmaakwerkzaamheden moeten worden beschouwd als werk van stoffelijke aard, zoals bedoeld in artikel 35, lid 2, letter a, van de Wet. De overige middelen van belanghebbende konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.