ECLI:NL:HR:2012:BV0619

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04436
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring van tentamens wegens fraude en de toerekenbaarheid aan de hogeschool

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ongeldigverklaring van tentamens van een student aan de Hogeschool. De student, aangeduid als [eiser], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 1 juni 2010 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 juli 2008. De kern van de zaak betreft de vraag of de hogeschool toerekenbaar tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens de student, die zijn tentamens ongeldig verklaard zag wegens fraude. De Hoge Raad oordeelt dat de weigering van de hogeschool om toelating tot tegenbewijs te verlenen niet onjuist of onbegrijpelijk is, en dat de klachten van de student niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-Van Gent strekt tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. Het principale beroep van de student wordt verworpen, en het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep van de hogeschool komt niet aan de orde. De Hoge Raad veroordeelt de student in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de hogeschool zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

23 maart 2012
Eerste Kamer
10/04436
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
STICHTING HOGER BEROEPSONDERWIJS HAAGLANDEN EN RIJNSTREEK, voorheen handelend onder de naam "De Haagse Hogeschool",
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Hogeschool.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 288344/HA ZA 07-1702 van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 juli 2008;
b. het arrest in de zaak 200.017.257/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 juni 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De Hogeschool heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-Van Gent strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 20 januari 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Hogeschool begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 23 maart 2012.