ECLI:NL:HR:2012:BV0471
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan VOF; dwangbevelen betekend aan gewezen vennoot
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tegen een gewezen vennoot van een vennootschap onder firma (VOF). De VOF had bestuurlijke boetes opgelegd gekregen wegens het laten verrichten van arbeid door vreemdelingen zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De boetes, die in totaal € 176.000,-- bedroegen, waren opgelegd op 22 februari 2006. De gewezen vennoot had bezwaar gemaakt tegen deze boetes, maar de werking van de beschikkingen werd niet opgeschort. In 2007 werden dwangbevelen uitgevaardigd voor de invordering van de boetes en bijkomende kosten, die aan de gewezen vennoot werden betekend. De rechtbank had in een eerder vonnis het verzet van de gewezen vennoot tegen de dwangbevelen gegrond verklaard, maar slechts voor een deel van de invorderingskosten.
De Hoge Raad oordeelde dat de boetebeschikkingen onrechtmatig waren, omdat deze ten onrechte aan de VOF waren opgelegd in plaats van aan de gewezen vennoot. De minister had de boetes op 26 augustus 2008 herroepen, wat leidde tot de conclusie dat de financiële gevolgen van de tenuitvoerlegging volledig ongedaan moesten worden gemaakt. De Hoge Raad bevestigde dat de kosten van invordering niet langer verschuldigd waren, nu de boetebeschikkingen waren herroepen. De Staat werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de gewezen vennoot waren begroot op € 2.561,34.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toerekening van bestuurlijke boetes en de gevolgen van herroeping van dergelijke beschikkingen voor de kosten van invordering.