ECLI:NL:HR:2012:BU9925
Hoge Raad
- Verzet
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.D.H. Asser
- M.A. Loth
- C.E. Drion
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over griffierechten in onteigeningszaken
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de beslissing van de (waarnemend) griffier van de Hoge Raad over het griffierecht in een onteigeningsprocedure. De opposanten, mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink, hebben namens de gemeente Apeldoorn verzet aangetekend tegen het door de griffier vastgestelde griffierecht van € 5.815,--. Dit griffierecht was gebaseerd op artikel 10 lid 2 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz), dat bepaalt dat in onteigeningszaken het griffierecht wordt vastgesteld op basis van de aangeboden schadeloosstelling. De opposanten betogen echter dat het griffierecht in cassatie voor onteigeningszaken moet worden vastgesteld op € 710,--, omdat deze zaken moeten worden aangemerkt als vorderingen van onbepaalde waarde.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever bij de invoering van de Wgbz niet heeft beoogd om de maatstaf voor het vaststellen van het griffierecht in onteigeningszaken te wijzigen. Dit betekent dat ook onder de Wgbz het griffierecht in onteigeningszaken in cassatie moet worden vastgesteld op basis van het griffierecht dat geldt voor vorderingen van onbepaalde waarde. De Hoge Raad verklaart het verzet gegrond en stelt het griffierecht voor de cassatieprocedure met rolnummer 10/05512 vast op € 710,--.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop griffierechten in onteigeningszaken worden vastgesteld en kan gevolgen hebben voor toekomstige procedures. De Hoge Raad benadrukt dat de wetgever inmiddels een wetsvoorstel heeft ingediend om de wetgeving omtrent griffierechten in burgerlijke zaken te repareren, maar dat dit nog niet van toepassing is op de onderhavige zaak. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 februari 2012.