ECLI:NL:HR:2012:BU9899
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling omgangsregeling op de voet van art. 1:377a BW
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling op basis van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek. De vader, verzoeker tot cassatie, had eerder in de feitelijke instanties een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage, waar de rechtbank op 15 december 2006 en 29 februari 2008 beschikkingen had gegeven. Deze beschikkingen werden later bevestigd door het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 1 juli 2009, 21 april 2010 en 9 februari 2011 tussen- en eindbeschikkingen heeft gedaan. De eindbeschikking van het hof was aan de Hoge Raad gehecht en vormde de basis voor het cassatieberoep van de vader. De moeder, verweerder in cassatie, heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden en heeft geoordeeld dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.