ECLI:NL:HR:2012:BU9892

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04472
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verdeling opengevallen nalatenschap en verweer over overeenstemming tussen partijen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vordering tot verdeling van een opengevallen nalatenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P. Heering, heeft cassatie ingesteld tegen de erfgenamen van wijlen [betrokkene 1], die als verweerden in cassatie zijn aangeduid. De erfgenamen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.J.W. Alt, hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is eerder behandeld in de rechtbank Maastricht en het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar verschillende vonnissen en een arrest zijn gewezen. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken in zijn overwegingen.

De kern van het geschil betreft de vraag of er tussen partijen al overeenstemming is bereikt over de volledige verdeling van de nalatenschap, hetgeen door de verweerden wordt betwist. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke overeenstemming tussen partijen in nalatenschapszaken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid.

Uitspraak

24 februari 2012
Eerste Kamer
10/04472
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
1. De erfgenamen van wijlen [betrokkene 1],
a. [verweerster 1a],
wonende te [woonplaats]
b. [verweerster 1b],
wonende te [woonplaats],
c. [verweerder 1c],
wonende te [woonplaats],
d. [verweerster 1d],
wonende te [woonplaats], België,
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerster 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiseres] en de erfgenamen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 112103/HA ZA 06-652 van de rechtbank Maastricht van 9 mei 2007, 24 oktober 2007 en 21 november 2007;
b. het arrest in de zaak HD 200.005.108 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 juni 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erfgenamen hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 6 januari 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 24 februari 2012.