ECLI:NL:HR:2012:BU8764

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02258 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beklag tegen inbeslagname van voertuigen in het kader van waarheidsvinding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beklag tegen de inbeslagname van twee voertuigen. De klager, geboren in 1963 en wonende te [woonplaats], had een klaagschrift ingediend tegen een beschikking van de Rechtbank te Zutphen, waarin het klaagschrift ongegrond was verklaard. De inbeslagname was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om voorwerpen in beslag te nemen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. De Rechtbank had geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding het voortduren van het beslag noodzakelijk maakte, en dat de belangen van de klager niet opwogen tegen het belang van de strafvordering.

De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit een eerdere beschikking en concludeerde dat de Rechtbank de juiste maatstaf had aangelegd en deze niet onbegrijpelijk had toegepast. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde anders. De beslissing van de Rechtbank werd bevestigd, waarbij werd benadrukt dat het veiligstellen van de waarheidsvinding een belangrijke rol speelt bij de beoordeling van de inbeslagname.

De klager had in zijn verweer aangevoerd dat hij een erfenis had ontvangen en dat de inbeslaggenomen voertuigen niet van waarde waren. De officier van justitie had echter betoogd dat de herkomst van de voertuigen en de bijbehorende financiële middelen onduidelijk waren, wat het risico van witwassen met zich meebracht. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had vastgesteld dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen de teruggave van de voertuigen, en dat de beslissing om het beklag ongegrond te verklaren juist was.

Uitspraak

13 maart 2012
Strafkamer
nr. S 11/02258 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Zutphen van 7 april 2011, nummer RK 10/944, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft dr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt met motiveringsklachten op tegen de beschikking van de Rechtbank waarbij het klaagschrift van de klager strekkende tot teruggave van twee inbeslaggenomen auto's ongegrond is verklaard.
2.2. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt het volgende in:
"De raadsvrouwe van klager voert het woord, zakelijk weergegeven:
Cliënt heeft een strafblad maar sinds hij met zijn nieuwe partner is heeft hij zijn leven gebeterd. Hij heeft een uitkering en hij heeft het niet breed maar ze hebben een erfenis gekregen en zijn vriendin heeft ook nog geld uit de echtscheidingsboedel meegekregen. Ik heb een verklaring van de broer van de vriendin van verdachte over de nalatenschap. Hij verklaart daarin dat zijn opa is overleden en dat zijn moeder het geld heeft verdeeld tussen hem en zijn zusje. De broer heeft inmiddels in Laos een nieuw leven opgebouwd. De BMW is een schadeauto en niet zo veel waard.
De raadsvrouwe legt een email over van [betrokkene 1] met het verzoek deze aan het dossier toe te voegen.
De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:
Klager kan geen afdoende verklaring geven over de herkomst van de auto's. De aanschaf van de BMW voor 12840 Euro is onverklaarbaar en dan nog de Chevrolet voor 4000 Euro. Blijft in het midden waar hij dat geld vandaan heeft. Het zijn forse bedragen en dan verwacht je op zijn minst een nota. Klager zegt dat de Chevrolet voor 7000 Euro op internet staat. Naar deze auto loopt nog een rechtshulpverzoek met Duitsland over de herkomst. We moeten dit onderzoek afwachten. Door de politie is onderzoek gedaan. Als je alles op een rijtje zet, het geld dat verdachte had en wat de auto's hebben gekost dan blijft er nog een gat over. De verklaringen die klager heeft afgelegd over de herkomst van het geld en wat hij met het geld heeft gedaan kloppen niet met elkaar. En nu komt er ineens een mail op tafel met een nieuw bedrag aan geld. Dat bedrag heb ik nog niet terug gezien in de verklaringen van verdachte. Met die mail kan ik helemaal niets. Waarom is daar niet eerder over verklaard? De mail is ook niet ondertekend. Er zijn nog veel vragen en het strafvorderlijk belang verzet zich tegen teruggave. Op dit moment is er mogelijk nog sprake van witwassen.
De rechter houdt de verdachte zijn verklaring voor die hij bij de politie heeft afgelegd.
Klager verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik heb over de erfenis niets verklaard omdat de politie mij daar niets over heeft gevraagd. Ze spraken alleen maar over een langdurig onderzoek. Er is niet gesproken over een erfenis of overwaarde. De politie is drie weken geleden pas bij de dealer geweest van wie ik de auto heb gekocht.
De raadsvrouwe van klager voert het woord, zakelijk weergegeven:
De politie had wel iets voortvarender te werk kunnen gaan. Het rechtshulpverzoek had eerder afgerond kunnen worden. Het is een gezin dat geen papieren bewaart. De auto is jaren geleden gekocht. Wat klager verweten kan worden is dat hij de nalatenschap niet heeft opgegeven aan de belasting.
Verdachte voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik ben twee weken geleden gebeld door een agent. Ik heb gezegd dat ik die BMW al twee en een half jaar had. Die agent zei dat het verhaal uit de buurt kwam. De buurt weet dat ik een uitkering heb en het is allemaal afgunst. Mijn strafrechtelijk verleden blijft mij achtervolgen."
2.3. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van het dossier en de behandeling ter zitting, de officier van justitie terecht de auto's in beslag heeft genomen met het oog op de waarheidsvinding. Verder is de rechtbank van oordeel dat zich hier niet voordoet het geval dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later oordelend in de strafzaak de auto's verbeurd zal verklaren. De door klager naar voren gebrachte belangen wegen niet op tegen het belang van strafvordering, dat zich dan ook verzet tegen teruggave van de in beslaggenomen auto's. Reden waarom als na te melden zal worden beslist.
Beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond."
2.4. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat onder de klager op de voet van art. 94 Sv beslag is gelegd op de in het klaagschrift bedoelde personenauto's. Ingevolge het eerste lid van art. 94 Sv zijn vatbaar voor inbeslagneming voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
2.5. Zoals de Hoge Raad heeft uiteengezet in zijn beschikking van 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.8-2.9, dient in geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag de rechter a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
2.6. In de hiervoor onder 2.3 weergegeven overwegingen heeft de Rechtbank onder meer tot uitdrukking gebracht dat het veiligstellen van het belang van de waarheidsvinding het voortduren van het beslag nodig maakt. Aldus heeft de Rechtbank aan haar oordeel de juiste maatstaf ten grondslag gelegd en deze maatstaf niet onbegrijpelijk toegepast. Dat oordeel draagt de beslissing van de Rechtbank zelfstandig, zodat het middel voor zover dat is gericht tegen hetgeen de Rechtbank "Verder" heeft overwogen geen bespreking meer behoeft.
2.7. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2012.