ECLI:NL:HR:2012:BU8758
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Verplichtingen bij betekening van dagvaardingen aan buitenlandse rechtspersonen
In deze zaak gaat het om de vraag of de dagvaardingen aan een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde rechtspersoon rechtsgeldig zijn betekend. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt vast dat er geen bewijs is dat de verdachte een vertaling van de dagvaarding heeft ontvangen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof had moeten schorsen om de vertaling alsnog te verstrekken, tenzij het Hof kon aannemen dat de verdachte zelf maatregelen had genomen om te voorkomen dat de inhoud van de dagvaarding niet bekend zou zijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.
De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de verdachte niet-ontvankelijk was verklaard in het hoger beroep omdat zij geen schriftuur met grieven had ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat de dagvaardingen niet rechtsgeldig zijn betekend, omdat de vereiste vertaling in de Engelse taal niet is verstrekt. Dit is in strijd met de Wetboek van Strafvordering en de EU-Rechtshulpovereenkomst. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter rekening moet houden met de mogelijkheid dat de verdachte gebruik wil maken van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van de zaak.
De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, en de Hoge Raad beveelt aan dat de zaak opnieuw wordt berecht door het Gerechtshof, waarbij de juiste procedures voor betekening en vertaling in acht moeten worden genomen.