ECLI:NL:HR:2012:BU8755
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Toewijzing vordering benadeelde partij in strafzaak met betrekking tot bewijsregels
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering van een benadeelde partij, [betrokkene 1], die schadevergoeding eiste naar aanleiding van een woningoverval op 8 november 2008. De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend van EUR 19.187,44, waarvan het hof in hoger beroep een bedrag van EUR 11.987,44 had toegewezen. De benadeelde partij voegde zich opnieuw in hoger beroep voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Het hof oordeelde dat de verdachte, geboren in 1993 en wonende te [woonplaats], schade had veroorzaakt die rechtvaardigde dat de vordering tot een bedrag van EUR 10.600,- werd toegewezen, na aftrek van een reeds door de verzekering uitgekeerd bedrag van EUR 1.250,-.
De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat voor de toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde partij bewijsregels van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking moeten worden genomen, onjuist is. In plaats daarvan gelden de regels van stelplicht en bewijslastverdeling in civiele zaken. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, die zich had beroepen op de (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet onterecht had geoordeeld en dat de vordering van de benadeelde partij terecht was toegewezen, waarbij de Hoge Raad geen nadere motivering nodig achtte voor de overige klachten van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.