ECLI:NL:HR:2012:BU8730

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05325 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake strafzaak verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 4 mei 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte geboren in 1947. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.J.P. van Omme. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de raadsman mr. C.J. van Bavel schriftelijk heeft gereageerd. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel voor zover het Hof heeft geoordeeld dat het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar is, en heeft verzocht om ontslag van alle rechtsvervolging voor dat onderdeel. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 RO, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen ambtshalve grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak, omdat er geen gewijzigd inzicht van de wetgever is omtrent de strafwaardigheid van het bewezenverklaarde feit dat ook betrekking heeft op strafbare feiten die voor de wetswijziging zijn gepleegd. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 7 februari 2012 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

7 februari 2012
Strafkamer
nr. S 10/05325 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 4 mei 2010, nummer 23/002940-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.J.P. van Omme, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. R-J. Boswijk, advocaat te Amsterdam, heeft een aanvullende schriftuur ingediend. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend voor zover het Hof heeft geoordeeld dat het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar is en in zoverre tot ontslag van alle rechtsvervolging, met verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadsman van de verdachte, mr. C.J. van Bavel, advocaat te Amsterdam, heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd (er is immers - anders dan de Advocaat-Generaal concludeert - geen sprake van een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van het onder 3 bewezenverklaarde dat ook betrekking heeft op de vóór de wetswijziging begane strafbare feiten; vgl. HR 12 juli 2011, LJN BP6878), moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 februari 2012.