ECLI:NL:HR:2012:BU8715
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Klacht over niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep en schriftelijke machtiging ex. art. 588.3.b Sv
In deze zaak gaat het om een klacht over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep. De verdachte had in eerste aanleg een dagvaarding ontvangen die op 18 maart 2009 was betekend aan een door hem schriftelijk gemachtigde persoon. Het Hof had geoordeeld dat het hoger beroep te laat was ingesteld, omdat de verdachte pas op 12 augustus 2009 hoger beroep had aangetekend tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte betwistte echter dat hij de persoon aan wie de dagvaarding was uitgereikt, schriftelijk had gemachtigd om deze in ontvangst te nemen. Dit leidde tot de vraag of de dagvaarding op de juiste wijze was betekend.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, gezien het ontbreken van de schriftelijke machtiging in de stukken. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad concludeerde dat de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte onvoldoende gemotiveerd was, en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 28 februari 2012, en de zaak betreft het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 september 2010.