ECLI:NL:HR:2012:BU8702

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03041 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest wegens persoonsverwisseling in het kader van de Wegenverkeerswet 1994

Op 17 januari 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 10/03041 H. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. N. van Schaik, heeft een herzieningsaanvraag ingediend tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 6 december 2006 een eerdere veroordeling heeft vernietigd. De aanvrager was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van negen maanden wegens overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

De herzieningsaanvraag is gebaseerd op de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling, wat een omstandigheid is die kan leiden tot herziening volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en heeft de Hoge Raad geadviseerd om de tenuitvoerlegging van de eerdere uitspraak op te schorten en de zaak te verwijzen naar een ander gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de opschorting van de tenuitvoerlegging van het arrest van het Gerechtshof bevolen. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling, conform de bepalingen van artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken, vooral in situaties waarin persoonsverwisseling aan de orde is.

Uitspraak

17 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/03041 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 6 december 2006, nummer 21/000317-06, ingediend door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 2 augustus 2005 - de aanvrager ter zake van "Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van negen maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat er sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een ander gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 6 december 2006;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 17 januari 2012.