ECLI:NL:HR:2012:BU8676
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Medeplegen onttrekking van minderjarige aan wettig gezag door 10-jarige jongen
In deze zaak gaat het om de onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag door een 10-jarige jongen. De jongen was in strijd met een rechterlijke beslissing, die bepaalde dat hij zijn hoofdverblijf bij zijn vader moest hebben, verborgen gehouden in de woning van zijn moeder. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 12 februari 2010 uitspraak deed in deze strafzaak. De verdachte, geboren in 1960, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.M.W. Daamen, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker, en is uitgesproken op 7 februari 2012.